ECLI:NL:CRVB:2013:BZ4769

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
11-5140 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van bijzondere bijstand voor vervanging van een bankstel en plaatsing van een grafsteen

In deze zaak heeft appellante, A. te B., hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin haar verzoek om bijzondere bijstand voor de kosten van vervanging van een bankstel en het plaatsen van een grafsteen bij het graf van haar moeder was afgewezen. De Centrale Raad van Beroep heeft op 19 maart 2013 uitspraak gedaan in deze zaak. Appellante had op 24 januari 2011 bijzondere bijstand aangevraagd op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft deze aanvraag op 2 februari 2011 afgewezen, en het bestreden besluit van 30 maart 2011 verklaarde de bezwaren ongegrond. Het college stelde dat de kosten voor een bankstel en een grafsteen niet als noodzakelijke kosten van het bestaan konden worden aangemerkt, en dat deze kosten uit het inkomen moesten worden voldaan.

De rechtbank heeft in haar uitspraak bevestigd dat de kosten voor duurzame gebruiksgoederen zoals een bankstel in beginsel niet voor bijzondere bijstand in aanmerking komen, tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden. Appellante heeft niet kunnen aantonen dat zij niet in staat was om voor deze kosten te reserveren, en de rechtbank heeft vastgesteld dat de langdurigheidstoeslag die zij ontving voldoende was om een bankstel aan te schaffen. Wat betreft de grafsteen heeft de rechtbank geoordeeld dat deze kosten niet noodzakelijk zijn voor het bestaan, aangezien er geen wettelijke verplichting bestaat voor het plaatsen van een grafsteen en appellante niet heeft aangetoond dat zij in haar dagelijks functioneren wordt beperkt zonder een grafsteen.

De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep van appellante afgewezen. De Raad oordeelde dat de kosten voor de grafsteen en het bankstel niet onder de bijzondere bijstand vallen, en dat appellante niet heeft aangetoond dat er bijzondere omstandigheden zijn die een uitzondering rechtvaardigen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met A.B.J. van der Ham als voorzitter, en de leden M. Hillen en Y.J. Klik, in aanwezigheid van griffier J.T.P. Pot.

Uitspraak

11/5140 WWB
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 19 juli 2011, 11/2197 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)
Datum uitspraak 19 maart 2013.
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. D. van der Wal, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 februari 2013. Appellante is met bericht niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.E. Carter.
OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellante heeft op 24 januari 2011 bijzondere bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) aangevraagd, voor zover hier van belang, voor de kosten van vervanging van een bankstel en van het plaatsen van een grafsteen bij het graf van haar moeder.
1.2. Bij besluiten van 2 februari 2011 heeft het college die aanvragen afgewezen.
1.3. Bij besluit van 30 maart 2011 (bestreden besluit) heeft het college de bezwaren tegen de besluiten van 2 februari 2011 ongegrond verklaard. Voor wat betreft het bankstel ligt aan dit besluit ten grondslag dat het verlenen van bijzondere bijstand in de kosten van woninginrichting of duurzame gebruiksgoederen in beginsel niet mogelijk is, omdat deze kosten behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan die uit het inkomen moeten worden voldaan door reservering vooraf dan wel gespreide betaling achteraf. Deze kosten behoort men volgens het gemeentelijk beleid ook te voldoen uit de langdurigheidstoeslag. De kosten van het plaatsen van een grafsteen heeft het college niet noodzakelijk geacht, zodat ook hiervoor geen bijzondere bijstand is verleend.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep op hierna te bespreken gronden tegen deze uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Met betrekking tot de kosten van de aanschaf van een bankstel heeft appellante aangevoerd dat zij niet beschikt over de middelen om hierin te voorzien, dat zij niet voor de kosten hiervan heeft kunnen reserveren, dat gespreide betaling achteraf onverantwoord is en dat de aan haar verstrekte langdurigheidstoeslag niet afdoende is om een bankstel te bekostigen. Bovendien is de langdurigheidstoeslag vrij besteedbaar, aldus appellante.
4.2. Zoals de rechtbank met juistheid heeft overwogen behoren de kosten van duurzame gebruiksgoederen tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan die uit het inkomen moeten worden bestreden, door middel van reservering vooraf dan wel door middel van gespreide betaling achteraf. Dit betekent dat afzonderlijke bijstandverlening niet mogelijk is, tenzij de kosten noodzakelijk zijn als gevolg van bijzondere omstandigheden in het individuele geval. De omstandigheid dat de betrokkene al dan niet de mogelijkheid heeft gehad te reserveren voor de kosten waarvoor bijstand wordt gevraagd, is een aspect dat moet worden beoordeeld in het kader van de vraag of de zich voordoende, noodzakelijke kosten, voortvloeien uit bijzondere omstandigheden.
4.3. Appellante, die steeds heeft beschikt over bijstand naar de voor haar geldende norm, heeft niet met concrete gegevens onderbouwd dat zij niet in staat is geweest om voor deze kosten te reserveren. Voor zover zij hierbij doelt op het op de bijstand gelegde beslag geldt dat volgens vaste rechtspraak (CRvB, 15 juni 2009, LJN BI9294) ook het ontbreken van voldoende reserveringsruimte ten gevolge van beslag op de bijstand van betrokkene geen bijzondere omstandigheid is in de zin van artikel 35, eerste lid, van de WWB. Appellante heeft ook niet geconcretiseerd waarom, zo het reserveren vooraf niet tot de mogelijkheden behoorde, het voor haar onverantwoord is om de kosten te voldoen door middel van gespreide betaling achteraf. De rechtbank heeft voorts terecht vastgesteld dat appellante de kosten van een bankstel kon voldoen uit de langdurigheidstoeslag. Dat de appellante toegekende bedragen aan langdurigheidstoeslag van € 468,-- in 2010 en € 368,-- in 2011 vrij besteedbaar zijn en appellante deze kennelijk voor andere essentiële voorzieningen in het bestaan heeft gebruikt, doet er niet aan af dat die bedragen toereikend zijn om daarvan een bankstel aan te schaffen. Het staat appellante weliswaar vrij om de langdurigheidstoeslag op andere wijze te besteden, maar de gevolgen van die keuze komen dan voor rekening van appellante.
4.4. Met betrekking tot de kosten van een grafsteen voor haar moeder heeft appellante aangevoerd dat een grafsteen in haar optiek noodzakelijk is omdat zij in haar dagelijks functioneren wordt beperkt zonder een grafsteen bij het graf van haar moeder. Dat voor het plaatsen van een grafsteen geen wettelijke verplichting bestaat, doet hier volgens appellante niet aan af. Een graf zonder steen is geen redelijke gedenkplaats en een grafsteen is naar huidige maatstaven geen overbodige luxe, aldus appellante.
4.5. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat het hier niet gaat om noodzakelijke kosten van het bestaan. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat het college aan appellante reeds op grond van zijn beleid een bedrag aan begrafeniskosten heeft vergoed, dat de kosten van het plaatsen van een grafsteen niet vallen onder de begrafeniskosten die volgens het beleid voor bijzondere bijstand in aanmerking komen en dat een grafsteen niet wettelijk verplicht is. Appellante heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij in haar dagelijks functioneren wordt beperkt als zij het graf van haar moeder bezoekt zonder dat daar een grafsteen is geplaatst.
4.6. Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A.B.J. van der Ham als voorzitter en M. Hillen en Y.J. Klik als leden, in tegenwoordigheid van J.T.P. Pot als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 maart 2013.
(getekend) A.B.J. van der Ham
(getekend) J.T.P. Pot
HD