In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 27 januari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. F.R.G. Keijzer, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, vertegenwoordigd door mr. C.D. Ahmed. Eiseres had bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van bewindvoering, maar het college heeft deze bijstand per 1 augustus 2020 beëindigd. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft de zaak op zitting behandeld op 16 december 2021, waarbij eiseres en haar gemachtigde niet verschenen, maar verweerder was vertegenwoordigd via een beeldverbinding. De rechtbank heeft de feiten en het procesverloop in detail bekeken, waaronder de draagkrachtberekening van eiseres. Eiseres betwistte de hoogte van het inkomen dat door verweerder was vastgesteld en voerde aan dat er geen rekening was gehouden met haar schulden aan DUO en CJIB.
De rechtbank oordeelde dat verweerder de draagkracht correct had berekend volgens de geldende beleidsvoorschriften en dat de argumenten van eiseres niet voldoende waren om het bestreden besluit te vernietigen. De rechtbank concludeerde dat de draagkracht van eiseres hoger was dan de kosten voor bewindvoering waarvoor zij bijzondere bijstand had aangevraagd. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er was geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.