Uitspraak
3 maart 2017, 15/3777, 16/1077 en 16/1078 (aangevallen uitspraak)
OVERWEGINGEN
24 november 2015 (bestreden besluit 1).
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg, waarin de rechtbank de beroepen tegen de bestreden besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Brunssum ongegrond heeft verklaard. Appellante was sinds 1988 in dienst bij de gemeente Brunssum, maar werd in 2011 met betaald verlof gestuurd na een incident. Het college heeft geprobeerd om appellante te detacheren, maar na meerdere negatieve beoordelingen van haar functioneren, heeft het college besloten tot ontslag over te gaan wegens ongeschiktheid. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat de beoordeling van haar functioneren onterecht was en dat het college onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht. De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het college bevoegd was om appellante te ontslaan en dat de opgelegde berisping terecht was. De Raad stelt vast dat appellante voldoende kansen heeft gekregen om haar functioneren te verbeteren, maar deze niet heeft benut. De Raad concludeert dat de straf van schriftelijke berisping niet onevenredig is en dat het hoger beroep van appellante niet slaagt.