ECLI:NL:CRVB:2019:2008
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep studiefinanciering en bevoegdheid controleurs
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Gelderland. De appellant, die studiefinanciering ontving op basis van de Wet studiefinanciering 2000, was in hoger beroep gegaan tegen de herziening van zijn studiefinanciering door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De minister had op basis van een onderzoek naar de woonsituatie van de appellant, uitgevoerd door controleurs, besloten om de appellant als thuiswonende studerende aan te merken, wat leidde tot een terugvordering van een bedrag van € 2.475,36 en een bestuurlijke boete van € 1.237,68. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze besluiten ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft de appellant geen nieuwe gronden aangevoerd en zijn argumenten waren grotendeels een herhaling van wat eerder in beroep was aangevoerd. De Raad heeft de eerdere overwegingen van de rechtbank onderschreven en bevestigd dat de controleurs bevoegd waren om het huisbezoek af te leggen. De Raad heeft ook verwezen naar eerdere uitspraken waarin de bevoegdheid van controleurs aan de orde was gekomen. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was om tot een ander oordeel te komen dan de rechtbank had gedaan. Het hoger beroep van de appellant is dan ook niet geslaagd, en de aangevallen uitspraak is bevestigd, met een aanvulling van de gronden betreffende de bevoegdheid van de controleurs. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.