ECLI:NL:CRVB:2017:1370
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Medeterugvordering bij verzwegen gezamenlijke huishouding en schadevergoeding wegens schending redelijke termijn
Op 11 april 2017 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellant tegen het college van burgemeester en wethouders van Venlo en de Staat der Nederlanden (Ministerie van Veiligheid en Justitie). De zaak betreft een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg, waarin de rechtbank het beroep van appellant gegrond verklaarde en het college opdroeg een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. De appellant, die bijstand ontving op grond van de Wet werk en bijstand (WWB), werd geconfronteerd met een medeterugvordering van bijstandsuitkeringen die aan hem en zijn partner, I, ten onrechte waren verstrekt. De Raad oordeelde dat de onderzoeksresultaten van de sociale recherche voldoende grondslag boden voor de conclusie dat appellant en I een gezamenlijke huishouding voerden, wat leidde tot de terugvordering van een aanzienlijk bedrag. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank voor zover deze betrekking had op de medeterugvordering over een bepaalde periode, maar bevestigde de terugvordering voor de periode waarin de gezamenlijke huishouding was vastgesteld. Tevens werd de Staat der Nederlanden veroordeeld tot schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De Raad oordeelde dat de redelijke termijn was overschreden met een half jaar, wat resulteerde in een schadevergoeding van € 500,- voor appellant. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldige besluitvorming door het college en de rechten van betrokkenen in het kader van de WWB.