In deze zaak gaat het om de intrekking van de bijstandsuitkering van eisers door het Dagelijks Bestuur van Orionis Walcheren, die dit besluit baseerde op de schending van de inlichtingenplicht door eisers. De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft op 28 mei 2021 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij eisers in beroep gingen tegen het besluit van Orionis. De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers sinds 21 juni 2011 een bijstandsuitkering ontvingen, maar dat er vermoedens waren van het schenden van de inlichtingenplicht. Orionis had onderzoek verricht naar de werkzaamheden, inkomsten en vermogen van eisers, wat leidde tot de conclusie dat zij op geld waardeerbare activiteiten verrichtten zonder dit te melden aan het bijstandsverlenend orgaan.
De rechtbank oordeelde dat de onderzoeksbevindingen voldoende grondslag boden voor de intrekking van de bijstandsuitkering over de periode van 10 mei 2015 tot en met 30 september 2019. Eisers hadden geen melding gemaakt van hun ondernemingen en de daaruit voortvloeiende werkzaamheden, wat in strijd was met artikel 17 van de Participatiewet. De rechtbank wees erop dat de bewijslast bij Orionis lag, maar dat de onderzoeksresultaten voldoende waren om aan te nemen dat eisers hun verplichtingen niet waren nagekomen.
Daarnaast werd de terugvordering van de onterecht ontvangen bijstandsuitkering door de rechtbank gerechtvaardigd geacht. Eisers konden niet aannemelijk maken dat terugvordering zou leiden tot onaanvaardbare financiële of sociale consequenties. De rechtbank verklaarde het beroep van eisers ongegrond en bevestigde de beslissing van Orionis om de bijstandsuitkering in te trekken en de onverschuldigd betaalde bedragen terug te vorderen.