ECLI:NL:CRVB:2017:1055
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstand na een eenmalige kasstorting als inkomen
In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van bijstand aan appellanten, die sinds 6 oktober 2001 bijstand ontvangen op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De Centrale Raad van Beroep behandelt hoger beroep tegen uitspraken van de rechtbank Oost-Brabant. De zaak is ontstaan na een onderzoek naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening, waarbij een kasstorting van € 500,- op de bankrekening van appellanten werd aangemerkt als inkomen. De Raad oordeelt dat de kasstorting als inkomen moet worden beschouwd, omdat appellanten vrijelijk over dit bedrag konden beschikken. De rechtbank had eerder de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven om de bijstand te herzien en de kosten terug te vorderen, bevestigd. De Raad bevestigt deze uitspraken en oordeelt dat de boete die aan appellanten is opgelegd terecht is, omdat zij hun inlichtingenverplichting hebben geschonden door de kasstorting niet te melden. De Raad concludeert dat de opgelegde boete evenredig en passend is, en dat de hoger beroepen van appellanten niet slagen.