ECLI:NL:CRVB:2020:327
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor kosten eigen bijdrage rechtsbijstand en griffierechten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 februari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant had op 23 januari 2018 bijzondere bijstand aangevraagd voor kosten van eigen bijdragen rechtsbijstand en griffierechten, maar zijn aanvraag werd afgewezen omdat deze was ingediend nadat de kosten waren opgekomen. De Raad oordeelde dat de kosten voor de eigen bijdrage rechtsbijstand opkomen bij de ontvangst van het besluit van de Raad voor Rechtsbijstand (RvR) en niet pas bij ontvangst van de factuur door de appellant. Evenzo komen de kosten voor griffierecht op bij het indienen van het beroepschrift, wat betekent dat de aanvraag niet tijdig was ingediend. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, die het beroep van de appellant ongegrond had verklaard. De Raad oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van de vaste rechtspraak rechtvaardigden. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van aanvragen voor bijzondere bijstand en de momenten waarop kosten als opgekomen worden beschouwd.