Uitspraak
18 3723 PW
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
10 september 2007.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die sinds 27 december 2002 algemene bijstand ontving, had bijzondere bijstand aangevraagd voor de aflossing van een schuld bij zorgverzekeraar X. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam had deze aanvraag afgewezen, omdat er volgens hen geen sprake was van zeer dringende redenen om bijzondere bijstand te verlenen, zoals vereist in artikel 49 van de Participatiewet (PW). De Raad oordeelde dat de appellant niet had aangetoond dat zijn situatie zo urgent was dat bijstandsverlening onvermijdelijk was. De Raad bevestigde dat het college consistent beleid had gevoerd door slechts eenmaal leenbijstand te verlenen voor schulden bij zorgverzekeraars, en dat de appellant niet in aanmerking kwam voor een tweede keer leenbijstand. De Raad concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag voor bijzondere bijstand terecht was en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank.