ECLI:NL:CRVB:2016:397
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van toestemming voor verhuizing naar Portugal met behoud van Wajong-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 januari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van het Uwv om appellante toestemming te verlenen om met behoud van haar Wajong-uitkering te verhuizen naar Portugal. Appellante ontvangt sinds 1991 een Wajong-uitkering vanwege psychische klachten en heeft herhaaldelijk verzocht om toestemming voor verhuizing, die door het Uwv is afgewezen. De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarna appellante in hoger beroep ging.
De Raad heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de weigering van het Uwv in rechte stand kan houden. De wetgeving omtrent de Wajong-uitkering stelt dat het recht op uitkering eindigt bij verhuizing naar het buitenland, tenzij er sprake is van zwaarwegende redenen. Appellante heeft aangevoerd dat haar echtgenoot om medische redenen naar Portugal moet verhuizen en dat zij hem moet volgen. De Raad oordeelt echter dat appellante geen medische noodzaak heeft aangetoond en dat haar argumenten niet voldoende zijn om de hardheidsclausule toe te passen.
De Raad concludeert dat de omstandigheden van appellante niet onder de uitzonderingen vallen die in de wet zijn opgenomen en dat er geen sprake is van een ongerechtvaardigde schending van haar recht op familie- en gezinsleven. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er wordt geen proceskostenveroordeling opgelegd.