ECLI:NL:CRVB:2019:2496
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van Wajong-uitkering bij verblijf in het buitenland zonder medische noodzaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de Wajong-uitkering van appellant, die in Polen woont. Appellant ontving sinds 27 september 2006 een Wajong-uitkering, maar zijn uitkering werd beëindigd per 1 oktober 2016 omdat hij buiten Nederland woonde. Appellant had eerder toestemming gekregen om tijdelijk in Polen te verblijven, maar zijn verzoek om permanent verblijf met behoud van uitkering werd afgewezen door het Uwv. De Raad oordeelde dat appellant niet kon aantonen dat hij voor zijn verzorging afhankelijk was van zijn echtgenote of dat er een medische noodzaak was om in Polen te wonen. De verhuizing naar Polen was voornamelijk gebaseerd op persoonlijke keuze en niet op objectieve en dwingende redenen. De rechtbank had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, en de Centrale Raad bevestigde deze uitspraak. De Raad concludeerde dat er geen zwaarwegende redenen waren om de hardheidsclausule toe te passen, en dat de beëindiging van de uitkering geen inbreuk maakte op het recht op familie- en gezinsleven van appellant.