In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de dagloongarantie voor werknemers die van de ene naar de andere dienstbetrekking overstappen zonder tussenliggende werkloosheid. De appellant, die voor 31 mei 2013 van werkgever is gewisseld, stelde dat het Uwv zijn WW-dagloon onterecht had vastgesteld op € 69,32, omdat hij recht had op een hogere dagloongarantie. De Raad oordeelde dat het Uwv onvoldoende rekening had gehouden met de belangen van werknemers die vóór de wijziging van de wet op 1 juni 2013 de overstap hadden gemaakt. De Raad benadrukte dat de materiële wetgever bij het laten vervallen van de dagloongarantieregeling voor deze groep werknemers bijzondere zorgvuldigheid had moeten betrachten. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en het besluit van het Uwv, en droeg het Uwv op om een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van de appellant. Tevens werd het Uwv veroordeeld tot schadevergoeding en de kosten van de rechtsbijstand van de appellant.