ECLI:NL:CRVB:2014:4276
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake toekenning hulp bij het huishouden en proceskostenveroordeling
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden, waarbij de toekenning van hulp bij het huishouden werd vastgesteld. Appellante, die beperkingen ondervindt door een auto-ongeval en lijdt aan astma en reuma, had eerder een indicatie voor huishoudelijke verzorging. Na een verzoek om uitbreiding van de hulpuren, heeft het college in januari 2010 een besluit genomen dat appellante voor 5,25 uur per week in aanmerking kwam voor hulp bij het huishouden in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb). Dit besluit werd later gedeeltelijk gegrond verklaard, maar appellante was van mening dat de toegekende uren onvoldoende waren om haar beperkingen te compenseren.
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de grootte van de woning van appellante en de medische adviezen over haar gezondheidstoestand. De Raad oordeelde dat het college de toekenning van 90 minuten voor zwaar huishoudelijk werk correct had vastgesteld op basis van de geldende richtlijnen. Ook werd geoordeeld dat er geen medische noodzaak was voor extra tijd vanwege COPD-klachten, en dat appellante gebruik kon maken van algemeen gebruikelijke voorzieningen voor het bereiden van maaltijden en het doen van boodschappen.
De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank Leeuwarden, die het beroep van appellante ongegrond had verklaard. Tevens werd het college veroordeeld in de proceskosten van appellante in hoger beroep. De Raad oordeelde dat de redelijke termijn in deze procedure mogelijk was overschreden, wat aanleiding gaf tot heropening van het onderzoek met betrekking tot het verzoek om schadevergoeding.