Uitspraak
27 februari 2014, 12/4114 (aangevallen uitspraak)
mr. Den Arend-de Winter.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de weigering van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam om betrokkene, een 1930 geboren vrouw met diverse aandoeningen, voldoende huishoudelijke verzorging toe te kennen voor het bereiden van warme maaltijden. Betrokkene had eerder 7 uur per week huishoudelijke verzorging ontvangen, maar na een herbeoordeling werd dit verlaagd naar 2 uur en 45 minuten per week, waarbij het college stelde dat betrokkene gebruik kon maken van een maaltijdservice. Betrokkene voerde aan dat deze maaltijdservice niet voldeed aan haar geloofsovertuiging, die het gebruik van bepaalde ingrediënten verbiedt. De rechtbank Rotterdam verklaarde het beroep van betrokkene gegrond en verhoogde de toegekende tijd voor huishoudelijke verzorging. Het college ging in hoger beroep tegen deze uitspraak. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de maaltijdservice een algemeen gebruikelijke voorziening is en dat het college terecht geen extra tijd voor het bereiden van warme maaltijden toekende. De Raad oordeelde dat het niet toekennen van hulp voor het bereiden van warme maaltijden geen schending van de vrijheid van godsdienst inhoudt, aangezien de keuze om de maaltijdservice niet te gebruiken een persoonlijke keuze van betrokkene is. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het beroep tegen het bestreden besluit werd ongegrond verklaard.