ECLI:NL:CRVB:2014:3523
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Disciplinair ontslag van een ambtenaar wegens weigering deel te nemen aan de Integrale Beroepsvaardigheden Training
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen een besluit van de korpschef van politie, waarbij haar disciplinair ontslag werd opgelegd. Appellante was werkzaam bij de politieregio IJsselland en had zich in 2008 ziek gemeld. In het kader van haar re-integratie diende zij de Integrale Beroepsvaardigheden Training (IBT) te volgen. Appellante meldde zich echter af voor de training vanwege ernstige pijnklachten. De bedrijfsarts had eerder geadviseerd dat er geen fysieke belemmeringen waren voor het volgen van de training, maar een commissie van drie artsen concludeerde dat de klachten van appellante reëel waren, hoewel zij geen geobjectiveerde medische aandoening konden vaststellen.
De korpschef legde appellante op 9 november 2010 een disciplinaire maatregel van onvoorwaardelijk ontslag op, omdat zij zonder geldige reden had geweigerd de IBT te volgen. Appellante maakte bezwaar tegen dit besluit, maar de korpschef handhaafde het ontslag. In beroep verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, met de overweging dat appellante door eigen toedoen verzuimd had aan de trainingsverplichting te voldoen.
In hoger beroep oordeelde de Centrale Raad van Beroep dat appellante aannemelijk had gemaakt dat zij vanwege reële en ernstige pijnklachten met de IBT was gestopt. De Raad concludeerde dat deze weigering geen plichtsverzuim opleverde, waardoor de korpschef niet bevoegd was om appellante disciplinair te ontslaan. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak, verklaarde het beroep gegrond en herroepte het ontslagbesluit, waardoor appellante onafgebroken in dienst bleef. Tevens werd de korpschef veroordeeld in de proceskosten van appellante.