Uitspraak
OVERWEGINGEN
.Appellant heeft immers niet onderbouwd dat hij als gevolg hiervan een op geld waardeerbaar nadeel heeft gehad.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, die op 23 december 2016 een eerdere beslissing van het college van burgemeester en wethouders van Zeist had vernietigd. De zaak betreft het ontslag van appellant per 15 april 2007 wegens onbekwaamheid of ongeschiktheid, dat later door de Raad is herroepen. Appellant heeft in de periode van 1 april 2009 tot 2012 aanspraak gemaakt op nabetaling van bezoldiging en vergoeding van reiskosten. Het college heeft in eerdere besluiten de nabetaling en reiskostenvergoeding vastgesteld, maar appellant was het niet eens met de berekeningen en heeft hiertegen bezwaar gemaakt. De Raad heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat appellant recht heeft op nabetaling van bezoldiging en een hogere reiskostenvergoeding dan het college had vastgesteld. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd voor wat betreft de nabetaling van bezoldiging, maar heeft het college opgedragen om een nieuwe beslissing te nemen over de reiskostenvergoeding en de vergoeding van opgebouwd vakantieverlof. De Raad heeft geoordeeld dat appellant recht heeft op vergoeding van het in de periode van 1 januari 2007 tot 15 april 2007 opgebouwde en niet opgenomen vakantieverlof, maar niet voor de periode daarna. De uitspraak is gedaan op 7 september 2017.