ECLI:NL:CRVB:2014:3221
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van bijzondere bijstand voor dieetkosten in het kader van de Participatiewet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een aanvraag voor bijzondere bijstand voor dieetkosten door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Appellante, die lijdt aan coeliakie en afhankelijk is van een glutenvrij dieet, had eerder bijzondere bijstand ontvangen, maar deze was beëindigd na een wijziging in het beleid van het college. Het college stelde dat de dieetkosten niet meer als noodzakelijk werden aangemerkt, omdat appellante via haar zorgverzekering een vergoeding ontving en de resterende kosten als fiscale aftrekpost kon opvoeren.
De Raad heeft vastgesteld dat de Zorgverzekeringswet (Zvw) geen voorliggende voorziening is voor de dieetkosten, omdat deze kosten niet onder de te verzekeren prestaties vallen. De Raad oordeelde dat het college ten onrechte de aanvraag voor bijzondere bijstand had afgewezen op basis van artikel 15 van de Wet werk en bijstand (WWB), aangezien de Zvw niet als een passende en toereikende voorziening kan worden beschouwd voor de dieetkosten in geding. De rechtbank had dit niet onderkend, waardoor de aangevallen uitspraak vernietigd werd.
De Raad heeft het college opgedragen om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen door een nieuw besluit op bezwaar te nemen, waarbij rekening gehouden moet worden met de noodzakelijkheid van de dieetkosten en de mogelijkheden van appellante om deze kosten zelf te dekken. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige beoordeling van de beschikbaarheid van middelen en de bijzondere omstandigheden van de aanvrager bij het toekennen van bijzondere bijstand.