13.1.Op 29 september 2023 heeft de medisch adviseur het volgende toegelicht;
“ Cliënte is bekend met diverse contactallergieën en eczeem. Ze maakt gebruik van vette zalven (cocobutter, koezalf en vaseline) om uitdroging tegen te gaan. Deze zalven zijn vrij verkrijgbaar en kunnen voor deze toepassing dun worden aangebracht op de huiddelen met actief eczeem. In de informatie van 17 december 2021 van de dermatoloog worden geen teerhoudende, ditranol of vette zalven voorgeschreven door de specialist, waardoor er strikt genomen geen medische noodzaak bestaat. Omdat wel aannemelijk is dat af toe bevuiling optreedt door bloedende huidkloven en vaseline kan helpen de huidafwijkingen onder controle te houden, heb ik in bezwaar haar het voordeel van de twijfel gegeven en alsnog was- en slijtagekostenvergoeding geadviseerd in de lichtere categorie 3. De gebruikte zalven geven geen ernstige vlekken zoals teerzalf of cignolinezalf. Daarom is conform de tabel 50% van het bedrag geadviseerd”.
14. Het gaat om een aanvraag om bijzondere bijstand. Een aanvrager moet in het algemeen de feiten en omstandigheden aannemelijk maken die nopen tot inwilliging van die aanvraag. Dit betekent dat op eiseres de last rust om aannemelijk te maken dat zij meer kosten maakt dan het college aan bijzondere bijstand heeft toegekend (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 1 april 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:1129). Eiseres is hierin niet geslaagd. De enkele verwijzing naar de inflatie en de gestegen energieprijzen acht de rechtbank hiertoe onvoldoende. 15. In het verlengde hiervan heeft het college geen aanleiding hoeven zien om met toepassing van artikel 4:84 van de Awb af te wijken van zijn beleid ter zake, nu eiseres niet heeft gemotiveerd waarom bestreden besluit 2 onevenredige gevolgen voor haar heeft.
16. Eiseres heeft gesteld, maar op geen enkele wijze onderbouwd dat zij meer kosten maakt dan het door het college overeenkomstig de Beleidsregels toegekende bedrag aan bijzondere bijstand. Hierdoor heeft eiseres niet voldaan aan de op haar rustende bewijslast. Eiseres is niet met (medische) informatie gekomen op grond waarvan het advies in twijfel zou moeten worden getrokken. Met het college is de rechtbank van oordeel dat niet is gebleken van concrete aanknopingspunten die maken dat aan de inhoud of de zorgvuldige totstandkoming van het GGD-advies moet worden getwijfeld. Het college mocht daarom dit advies aan het bestreden besluit ten grondslag leggen. Daarnaast heeft de medisch adviseur zijn standpunt bij bericht van 29 september 2023 toegelicht waarom eiseres is ingedeeld in categorie 3 voor 50%.
Toekenning van € 60,- aan bijzondere bijstand voor een matras (ROT 23/3289)
17. Op 16 augustus 2022 heeft eiseres een aanvraag om bijzondere bijstand voor een matras ingediend. Hierop heeft het college primair besluit 3 genomen en daaraan een advies van de GGD van 30 november 2022 ten grondslag gelegd. Uit dit advies volgt dat eiseres eenmalig een nieuw regulier te verkrijgen matras nodig heeft. Het huidige matras is aan vervanging toe, omdat het bevuild is door medicatie gebruik voor de huid van eiseres.
18. Het college heeft aan bestreden besluit 3 ten grondslag gelegd dat eiseres conform het geldende gemeentelijke beleid, op grond van medische noodzaak en bijzondere omstandigheden, een éénpersoons matras van maximaal € 60,- (als gift) kan worden toegekend.
19. Eiseres heeft aangevoerd dat het college haar € 734,30 dient toe te kennen in plaats van de aan haar toegekende € 60,-. Volgens eiseres is er sprake van bijzondere omstandigheden. Ze heeft een ziekte en ze heeft geen draagkracht. Eiseres heeft een tweepersoonsbed en zij is dan ook van mening dat het college bijzondere bijstand dient toe te kennen voor een tweepersoons matras en niet voor een eenpersoons matras. Bij een tweepersoons matras hoort op grond van het globaliseringstabel een bedrag van € 120,-. Er is sprake van extreem hoge inflatie en dus sterke prijsstijgingen. Eiseres stelt dat het college ten onrechte is uitgegaan van de verouderde bedragen die in de Beleidsregels en
de globaliseringstabel zijn opgenomen. Het college heeft de verplichting om haar beleidsregels te “updaten”. Tot slot stelt eiseres dat het college ten onrechte geen gebruik heeft gemaakt van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
20. Tussen partijen is niet in geschil dat de kosten waarvoor eiseres bijzondere bijstand voor een matras heeft aangevraagd zich voordoen en dat sprake is van bijzondere omstandigheden. Tevens is niet in geschil dat eiseres geen draagkracht heeft om in die kosten te voorzien. Partijen zijn het echter niet eens over het antwoord op de vraag tot welke bedrag de bijzondere bijstand moet worden verleend.
21. Zoals de Raad, de hoogte bestuursrechter in bijstandszaken, eerder heeft overwogen, mag het bestuursorgaan, gelet op het karakter van de bijstand als bodemvoorziening, bij de bepaling van de te vergoeden kosten uitgaan van de goedkoopste en meest adequate voorziening. Dit leidt er dan toe dat de toekenning van bijstand beperkt kan blijven tot de daarmee gemoeide kosten. Een bestuursorgaan mag dan ook niet de bevoegdheid worden ontzegd om, ter bepaling van de omvang van de noodzakelijke kosten, onderscheidenlijk de vergoedingen in het kader van de bijzondere bijstandsverlening, forfaitaire bedragen of richtprijzen zodanig vast te stellen dat de betrokkene daarmee in staat moet worden geacht de goedkoopste adequate voorziening te treffen. Dit laat onverlet dat het de betrokkene vrijstaat aannemelijk te maken dat deze vergoeding in haar geval niet toereikend is voor de te maken noodzakelijke extra kosten. Indien betrokkene daarin echter niet slaagt, is het bestuursorgaan niet gehouden meer bijstand toe te kennen dan de forfaitaire bedragen of richtprijzen (zie de uitspraak van de Raad van 11 juli 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2386). 22. Het college heeft bij het vaststellen van het recht op bijzondere bijstand van eiseres gebruikgemaakt van de Beleidsregels, aan de hand van de globaliseringstabel als opgenomen in bijlage 3 bij deze beleidsregels. Uit het globaliseringstabel blijkt dat er een maximale bedrag verstrekt kan worden voor een 1-persoons matras ad € 60,- in de vorm van een gift. De rechtbank ziet in het door eiseres aangevoerde onvoldoende aanleiding de in het beleid vastgestelde forfaitaire bedragen onredelijk te achten. Het college is niet gehouden deze bedragen periodiek vanwege inflatie aan te passen.
23. De vraag is vervolgens of eiseres aannemelijk heeft gemaakt dat de vergoeding niet toereikend was. Eiseres heeft in dit kader aangevoerd dat € 60,- te laag is om een matras aan te schaffen en dat zij een tweepersoons matras nodig heeft. De rechtbank is van oordeel dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij genoodzaakt is meer kosten te maken dan door het college worden vergoed. Eiseres is niet op medische gronden aangewezen op een speciaal soort matras. De door eiseres ingebrachte prijsopgave van een matras op internet
(€ 734,-) heeft het college gemotiveerd bestreden. Daarmee heeft het college aannemelijk gemaakt dat het door eiseres geclaimde bedrag niet voldoet aan het criterium ‘goedkoopste en meest adequate voorziening’. Dat er voor een college in de omstandigheden van eiseres een noodzaak bestond om een hoger bedrag toe te kennen is de rechtbank niet gebleken. Naar het oordeel van de rechtbank is de enkele verwijzing naar prijsverhogingen hiertoe onvoldoende. De rechtbank betrekt hierin tevens dat aan beleidsregel geen recht kan worden ontleend op een volledige vergoeding van een nieuw matras.
Het college heeft geen aanleiding hoeven zien om met toepassing van artikel 4:84 van de Awb af te wijken van zijn beleid.