ECLI:NL:CRVB:2014:2629
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verlenging Bbz-uitkering wegens niet-levensvatbaarheid van het bedrijf
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 augustus 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de voorzieningenrechter van de rechtbank Roermond. De appellant, die samen met een compagnon een bedrijf had opgericht, had een aanvraag ingediend voor verlenging van zijn Bbz-uitkering. Deze aanvraag was eerder door het college van burgemeester en wethouders van Roermond afgewezen, omdat het bedrijf niet levensvatbaar werd geacht. De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de adviezen van het Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf (IMK) en het MKB Huis. De Raad oordeelde dat het college zich op goede gronden had gebaseerd op het IMK-advies, dat concludeerde dat het bedrijf van appellant niet levensvatbaar was. Appellant betwistte de conclusies van het IMK en voerde aan dat de rechtbank ten onrechte het IMK-rapport als doorslaggevend had beschouwd. De Raad bevestigde echter dat de rechtbank op goede gronden had geoordeeld dat de aanvraag om verlenging van de Bbz-uitkering terecht was afgewezen. De Raad benadrukte dat de beoordeling van de levensvatbaarheid van het bedrijf gebaseerd moest zijn op de situatie ten tijde van het besluit op de aanvraag, en dat ontwikkelingen na dat tijdstip niet in aanmerking konden worden genomen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken.