ECLI:NL:CRVB:2015:3858
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- W.H. Bel
- M. ter Brugge
- J.T.H. Zimmerman
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om Bbz-uitkering op basis van levensvatbaarheid van het bedrijf
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. Appellant, die sinds november 2011 een eenmanszaak exploiteert, had een aanvraag ingediend voor een Bbz-uitkering, die was afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. De afwijzing was gebaseerd op een advies van het Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf (IMK), waarin werd geconcludeerd dat het bedrijf van appellant niet levensvatbaar was. Appellant had eerder al een aanvraag ingediend die ook was afgewezen, en na een tweede aanvraag werd opnieuw een negatief advies gegeven door het IMK. Appellant voerde aan dat het IMK-advies te pessimistisch was en dat zijn bedrijf wel degelijk levensvatbaar was, onderbouwd door een rapport van een deskundige, drs. T.M.M. Tetteroo MBA. De Raad oordeelde echter dat het college zich terecht op het IMK-advies had gebaseerd en dat er onvoldoende bewijs was om de levensvatbaarheid van het bedrijf aan te tonen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarbij het bestreden besluit van het college in stand werd gelaten. De Raad benadrukte dat de beoordeling van de levensvatbaarheid van een bedrijf moet plaatsvinden op het moment van de aanvraag en dat de situatie na dat moment niet in aanmerking wordt genomen. De uitspraak bevestigt de noodzaak voor een solide onderbouwing van de levensvatbaarheid van een onderneming bij aanvragen voor bijstandsverlening.