Uitspraak
17 5859 BBZ
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
BESLISSING
vergoedt.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Rotterdam. Appellante, een zelfstandige die sinds oktober 2014 een eenmanszaak exploiteert, had een aanvraag ingediend voor bijstandsverlening op grond van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004). De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, op basis van een advies van de FBA Adviesgroep, waarin werd geconcludeerd dat het bedrijf van appellante niet levensvatbaar was. Appellante had eerder ook een aanvraag ingediend die op dezelfde gronden was afgewezen.
De Raad heeft vastgesteld dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat het bestreden besluit ook gebaseerd was op het standpunt dat appellante niet als zelfstandige kon worden aangemerkt. De Raad oordeelde dat het college zich terecht had gebaseerd op het advies van FBA, dat de levensvatbaarheid van het bedrijf in twijfel trok. Appellante had niet kunnen aantonen dat het advies onzorgvuldig was of dat er nieuwe feiten waren die de afwijzing konden rechtvaardigen.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van appellante niet slaagde. Tevens werd het college veroordeeld in de proceskosten van appellante, die werden begroot op € 1.002,-. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 3 juli 2018.