ECLI:NL:CRVB:2014:1824
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.J.T. van den Corput
- J.S. van der Kolk
- J. Riphagen
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van WGA-uitkering wegens niet gemelde werkzaamheden en inkomsten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 mei 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de herziening en terugvordering van een WGA-uitkering van appellante. De zaak betreft een geschil tussen appellante en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de rechtmatigheid van de terugvordering van onverschuldigd betaalde uitkering. Appellante had geen melding gemaakt van haar werkzaamheden en de daarbij gegenereerde inkomsten, wat in strijd is met haar verplichtingen onder de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Het Uwv heeft op basis van beschikbare gegevens, waaronder verklaringen van appellante en informatie van de FIOD, vastgesteld dat appellante in de relevante periode inkomsten uit arbeid had die haar recht op WIA-uitkering beïnvloedden.
De rechtbank had eerder het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak bevestigd. De Raad oordeelde dat het Uwv voldoende onderzoek had gedaan naar de hoogte van het aan appellante toe te rekenen inkomen en dat appellante geen ondubbelzinnige, concrete en verifieerbare inkomensgegevens had overgelegd om de schatting van het Uwv te weerleggen. De Raad benadrukte dat het bestuursorgaan bevoegd is om schattenderwijs de inkomsten vast te stellen wanneer de verzekerde verzuimt om relevante informatie te verstrekken.
De Raad concludeerde dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien, en dat de terugvordering van het onverschuldigd betaalde bedrag van € 77.387,70 terecht was. De uitspraak bevestigt de noodzaak voor verzekerden om transparant te zijn over hun inkomsten en de gevolgen van het niet naleven van deze verplichtingen.