Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Inleiding
Nieuwe beslissing op bezwaar
WIA-uitkering heeft herzien en teruggevorderd en een boete heeft opgelegd. Er is sprake geweest van sporadische vriendendiensten waarvoor hij geen inkomsten heeft ontvangen. Appellant heeft incidenteel een vriendin en haar vriendinnen rondgereden voor hun prostitutieactiviteiten en heeft daar een onkostenvergoeding en seksuele diensten voor gekregen. Dit zijn zaken die in de privésfeer liggen en die niet gemeld hoeven te worden, zoals het Uwv in de brief van 11 maart 2020 ook heeft bevestigd. Verder heeft appellant aangevoerd dat de schending van de inlichtingenplicht en het bedrag aan geschatte inkomsten van € 500,- per maand ten onrechte zijn gebaseerd op zijn eerste verklaring die hij heeft afgelegd tegenover de toezichthouders. Het bestreden besluit is alleen gebaseerd op deze verklaring, die appellant gemotiveerd heeft ingetrokken. Appellant heeft erop gewezen dat hij in een verhoorsituatie verkeerde, dyslectisch is en niet kan lezen. Er is geen steunbewijs en het Uwv heeft geen onderzoek gedaan naar bijvoorbeeld het bureau of de betreffende dames. Het bedrag van € 100,- per rit kan volgens appellant ook niet juist zijn, omdat dit normaal gesproken afhankelijk zal zijn van de afstand in kilometers. Daarnaast heeft appellant aangevoerd dat het Uwv in bestreden besluit 3 een onjuist standpunt heeft ingenomen over de verrekening met het vakantiegeld en ten onrechte heeft geweigerd om proceskosten voor de bezwaarprocedure toe te kennen.
3.2. Naar aanleiding van de vraagstelling van de Raad over de tussenuitspraak van 18 april 2024 heeft appellant aangevoerd dat het Uwv bij de terugvordering niet heeft meegewogen dat hij nog jaren een bedrag dat hij nooit heeft gehad moet terugbetalen van een minimuminkomen, dat hij extra lasten heeft vanwege invaliditeit en dat zijn medische en financiële toestand niet zal verbeteren.
Het standpunt van het Uwv
Het oordeel van de Raad
.Met de rechtbank wordt geoordeeld dat de brief van het Uwv van 11 maart 2020, waarin naar aanleiding van twee meldingen van activiteiten is gesteld dat appellant die activiteiten niet hoeft te melden als hij daarmee geen inkomsten heeft verdiend, van latere datum is dan de periode waar het hier om gaat en appellant niet ontslaat van zijn inlichtingenplicht over de werkzaamheden en daaruit ontvangen inkomsten in de periode van geding.
4.8. De beroepsgrond dat het Uwv in bestreden besluit 3 ten onrechte geen proceskosten voor de verleende rechtsbijstand in de bezwaarprocedure heeft toegekend slaagt niet. De gemachtigde van appellant heeft zich pas gesteld nadat appellant zelf beroep heeft ingesteld en heeft in de bezwaarprocedure geen proceshandelingen verricht die voor vergoeding in aanmerking komen. Daarnaast wordt met de rechtbank geoordeeld dat niet is gebleken dat het vakantiegeld in 2020 is verrekend met een vordering van het Uwv.
Boete
Overschrijding redelijke termijn4.13. Voor het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM geldt het volgende.
Conclusie en gevolgen
BESLISSING
- veroordeelt de Staat der Nederlanden (minister Justitie en Veiligheid) tot vergoeding van schade tot een bedrag van € 1.000,-;
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels
Wet WIA
Artikel 27
a. als gevolg van het niet of niet volledig nakomen van de artikelen 27 tot en met 32 en de daarop berustende bepalingen het recht op een uitkering op grond van deze wet niet of niet meer kan worden vastgesteld of ten onrechte is vastgesteld of de hoogte van de uitkering ten onrechte op een te hoog bedrag is vastgesteld;
(…)
(…)