ECLI:NL:CRVB:2018:3437
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.S. van der Kolk
- R.B. Kleiss
- S. Wijna
- Rechtspraak.nl
Herziening WGA-uitkering en terugvordering door het Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 oktober 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam. Appellant ontving sinds 30 november 2008 een loongerelateerde WGA-uitkering op basis van de Wet WIA, welke per 30 juli 2012 werd omgezet in een WGA-loonaanvullingsuitkering. Na een melding van de Belastingdienst dat appellant werkzaamheden verrichtte, heeft het Uwv een onderzoek ingesteld. Dit leidde tot de herziening van de WIA-uitkering over de periode van 1 januari 2011 tot en met 30 september 2014, waarbij het Uwv een bedrag van € 45.682,21 aan onverschuldigd betaalde uitkering terugvorderde. De rechtbank had het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard, wat appellant in hoger beroep aanvecht.
De Raad oordeelt dat het Uwv terecht de herziening van de uitkering heeft doorgevoerd en dat er geen dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien. Appellant had zijn inlichtingenplicht geschonden door zijn inkomsten niet door te geven. De Raad bevestigt dat het Uwv zich mocht baseren op de maandbedragen uit het gespreksverslag van 16 december 2014, waar appellant akkoord mee ging. Appellant heeft onvoldoende bewijs geleverd dat de bedragen niet klopten en de Raad ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de door het Uwv gehanteerde bedragen. De Raad concludeert dat de terugvordering van de onverschuldigd betaalde uitkering gerechtvaardigd is en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.