ECLI:NL:CRVB:2014:100
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- P.J.M. Crombach
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake bijzondere bijstand en kosten beschermingsbewind
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Groningen over de afwijzing van een aanvraag om bijzondere bijstand voor kosten van beschermingsbewind. De appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. S.T. Dieters, had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van bewindvoering over de periode van 1 februari 2010 tot en met 31 december 2010. Het dagelijks bestuur van de ISD Noordoost heeft deze aanvraag afgewezen, omdat deze niet tijdig was ingediend volgens beleidsregel 31. De rechtbank heeft het beroep tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarna appellante in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat de kosten van bewindvoering zijn gemaakt vóór de datum van de aanvraag, wat betekent dat de aanvraag om bijzondere bijstand met terugwerkende kracht betreft. De Raad oordeelt dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat van het uitgangspunt kan worden afgeweken dat er geen recht op bijzondere bijstand bestaat voor kosten die zijn opgekomen voor de datum van de aanvraag. De Raad bevestigt de beslissing van de rechtbank en stelt dat het dagelijks bestuur het beleid op consistente wijze heeft toegepast.
Daarnaast wordt de beroepsgrond van appellante dat er rechtsongelijkheid bestaat, omdat andere bestuursorganen in de regio een minder stringente termijn hanteren, verworpen. De Raad benadrukt dat de WWB voorziet in een gedecentraliseerde uitvoering, wat betekent dat verschillen in de toepassing van wet- en regelgeving mogelijk zijn. De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak en ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.