ECLI:NL:RBDHA:2022:14958
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor stookkosten wegens te late indiening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die bijzondere bijstand voor stookkosten had aangevraagd, en het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer, dat deze aanvraag had afgewezen. De aanvraag was ingediend op 20 november 2020, terwijl de kosten al meer dan drie maanden eerder waren gemaakt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag niet tijdig was ingediend, aangezien de wettelijke termijn voor het indienen van een aanvraag voor bijzondere bijstand drie maanden na de factuurdatum bedraagt. Eiseres voerde aan dat de aanvraag slechts drie dagen te laat was en dat het begrip 'opkomen' onduidelijk was, maar de rechtbank oordeelde dat de verantwoordelijkheid voor tijdige indiening bij eiseres lag.
De rechtbank overwoog dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de late indiening rechtvaardigden. Eiseres had niet aangetoond dat zij niet in staat was om de aanvraag binnen de gestelde termijn in te dienen. De rechtbank concludeerde dat het college het buitenwettelijk begunstigend beleid op consistente wijze had toegepast en dat de afwijzing van de aanvraag terecht was. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.