In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 25 april 2016 uitspraak gedaan in een bodemprocedure over de afwijzing van een aanvraag voor bijzondere bijstand door de gemeente Stein. Eiseres had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet (Pw) voor de meerkosten van bewindvoering. De aanvraag werd afgewezen omdat de kosten al in 2011 en 2012 waren gemaakt, en de gemeente stelde dat de bijstand niet met terugwerkende kracht kon worden toegekend voor kosten die langer dan een jaar voor de aanvraag waren opgekomen.
Eiseres betoogde dat de kosten pas opkwamen na de machtiging van de kantonrechter op 27 oktober 2014, en dat de aanvraag dus binnen de termijn voor terugwerkende kracht moest worden goedgekeurd. De rechtbank oordeelde echter dat de kosten daadwerkelijk al eerder waren gemaakt en dat de aanvraag om bijstand met terugwerkende kracht niet kon worden toegewezen. De rechtbank benadrukte dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van de standaardregel rechtvaardigden.
De rechtbank concludeerde dat de gemeente het beleid consistent had toegepast en dat er geen aanwijzingen waren dat het beleid op inconsistente wijze werd toegepast. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken. De uitspraak werd openbaar gemaakt op dezelfde dag.