ECLI:NL:CRVB:2001:AD3836
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.A.J. van den Hurk
- Ch. de Vrey
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de noodzaak tot vergoeding van bewindvoeringskosten onder de Algemene Bijstandswet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan over de vergoeding van bewindvoeringskosten onder de Algemene Bijstandswet (ABW). De zaak betreft een gedaagde, geboren in 1917, die op 19 februari 1991 onder bewind is gesteld door de kantonrechter te Assen. De bewindvoerder, het Notariaat Zuidlaren B.V., heeft verzocht om vergoeding van de in 1995 gemaakte bewindvoeringskosten van f 984,13. Het College Sociale Voorzieningen van de gemeente Zuidlaren heeft deze aanvraag op 21 februari 1997 afgewezen, met de motivatie dat de kosten van bewindvoering slechts bij uitzondering tot de noodzakelijke bestaanskosten behoren.
Na een ongegrondverklaring van het bezwaar door het College SV op 18 juli 1997, heeft de rechtbank het beroep van gedaagde gegrond verklaard en het besluit van het College SV vernietigd. De rechtbank oordeelde dat opnieuw op het bezwaarschrift moest worden beslist, met inachtneming van haar uitspraak. De Raad heeft in zijn overwegingen benadrukt dat de kantonrechter bij de onderbewindstelling de noodzaak tot bewindvoering heeft beoordeeld en dat het College SV aan deze beschikking gebonden is. De Raad oordeelt dat de kosten van bewindvoering als noodzakelijke kosten van bestaan moeten worden aangemerkt, en dat de beleidsregels van het College SV te beperkt zijn geformuleerd.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en veroordeelt het College SV in de proceskosten van gedaagde in hoger beroep tot een bedrag van f 1775,--. Tevens wordt een recht van f 675,-- geheven van appellant. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een bredere interpretatie van bijzondere omstandigheden in het kader van de ABW, en bevestigt dat bewindvoeringskosten onder bepaalde voorwaarden vergoed moeten worden.