ECLI:NL:CRVB:2017:2484
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- M. Hillen
- M. Schoneveld
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de noodzaak van bijzondere bijstand voor kosten van beschermingsbewind
In deze zaak gaat het om de beoordeling van een aanvraag voor bijzondere bijstand voor de kosten van beschermingsbewind. Betrokkene heeft op 28 september 2015 een aanvraag ingediend, maar het college van burgemeester en wethouders van Enschede heeft deze aanvraag op 20 oktober 2015 buiten behandeling gesteld. De rechtbank Overijssel heeft in een eerdere uitspraak geoordeeld dat het college niet bevoegd was om de aanvraag buiten behandeling te stellen, omdat de door betrokkene verstrekte gegevens voldoende waren voor de beoordeling van de aanvraag. Het college heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 18 juli 2017 bevestigd dat het college niet bevoegd was om de aanvraag buiten behandeling te stellen. De Raad oordeelt dat de beschikking van de kantonrechter, die bewind heeft ingesteld over de goederen van betrokkene, voldoende is om de noodzaak van de aanvraag te beoordelen. De Raad benadrukt dat het college niet kan anticiperen op mogelijke toekomstige wetgeving en dat de noodzaak tot financiële belangenbehartiging in de vorm van onderbewindstelling voor het college uitgangspunt dient te zijn indien een beschikking tot onderbewindstelling is gegeven.
De Raad heeft ook geoordeeld dat het college voldoende instrumenten heeft om de noodzaak van de (voortzetting van de) bewindvoering te verifiëren, zoals overleg met de bewindvoerder en het instellen van een onderzoek bij twijfel. De uitspraak bevestigt dat de aanvraag van betrokkene terecht is beoordeeld en dat het college in de proceskosten moet worden veroordeeld.