ECLI:NL:CRVB:2017:2483
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- M. Hillen
- M. Schoneveld
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de noodzaak van bijzondere bijstand voor kosten van beschermingsbewind en bevoegdheid tot buitenbehandelingstelling aanvraag
In deze zaak gaat het om de beoordeling van een aanvraag voor bijzondere bijstand voor de kosten van beschermingsbewind. Betrokkene heeft op 28 september 2015 een aanvraag ingediend, maar het college van burgemeester en wethouders van Enschede heeft deze aanvraag op 20 oktober 2015 buiten behandeling gesteld. De rechtbank Overijssel heeft in haar uitspraak van 24 november 2016 geoordeeld dat het college niet bevoegd was om de aanvraag buiten behandeling te stellen, omdat de door betrokkene verstrekte gegevens voldoende waren voor de beoordeling van de aanvraag. Het college heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 18 juli 2017 behandeld. De Raad oordeelt dat het college niet bevoegd was om de aanvraag buiten behandeling te stellen, omdat de beschikking tot onderbewindstelling van de kantonrechter voldoende informatie biedt om de aanvraag te beoordelen. De Raad benadrukt dat de noodzaak tot onderbewindstelling door de kantonrechter is vastgesteld en dat het college deze beschikking als uitgangspunt moet nemen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en veroordeelt het college in de proceskosten van betrokkene.
De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de beoordeling van aanvragen voor bijzondere bijstand, vooral in gevallen waar beschermingsbewind aan de orde is. De Raad stelt dat het college ook na de toekenning van bijzondere bijstand instrumenten heeft om de noodzaak van verdere bijstandsverlening te verifiëren, zoals overleg met de bewindvoerder en het instellen van onderzoek bij twijfel. De Raad wijst erop dat het college niet kan anticiperen op mogelijke toekomstige wetgeving en dat de huidige wetgeving voldoende ruimte biedt voor de beoordeling van aanvragen.