In deze zaak heeft het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 12 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [naam 1] en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De zaak betreft een dwangsombesluit en een bestuursdwangbesluit die aan [naam 1] zijn opgelegd vanwege overtredingen van de Wet Dieren en het Besluit houders van dieren. De minister had [naam 1] een last onder dwangsom opgelegd wegens onvoldoende huisvesting van konijnen, waarbij de hokafmetingen niet voldeden aan de wettelijke eisen en er geen schuilmogelijkheden aanwezig waren. Tevens was er sprake van onvoldoende hygiëne in de konijnenverblijven en ongeschikte bodembedekking.
[naam 1] heeft tegen deze besluiten beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat hij zich houdt aan de Welzijnsleidraad voor het houden van raskonijnen en dat de opgelegde maatregelen onduidelijk zijn. Tijdens de zitting is gebleken dat de minister de opgelegde maatregelen onvoldoende heeft onderbouwd en dat er geen bewijs is geleverd dat [naam 1] daadwerkelijk de gezondheid en het welzijn van de konijnen heeft aangetast. Het College heeft geoordeeld dat de minister niet bevoegd was om de last onder dwangsom op te leggen voor de hokafmetingen, maar dat de overige maatregelen terecht zijn opgelegd. Het College heeft het bestreden besluit voor een deel vernietigd en de minister veroordeeld in de proceskosten van [naam 1].