ECLI:NL:CBB:2023:131

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
14 maart 2023
Publicatiedatum
9 maart 2023
Zaaknummer
20/1053
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen invorderingsbesluit van dwangsom opgelegd aan houder van dieren wegens overtredingen van de Wet dieren

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 14 maart 2023 uitspraak gedaan in een beroep van [naam 1] tegen een invorderingsbesluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De minister had op 10 maart 2020 een last onder dwangsom opgelegd aan [naam 1] vanwege diverse overtredingen van de Wet dieren en het Besluit houders van dieren. De minister stelde vast dat [naam 1] niet had voldaan aan de opgelegde maatregelen en vorderde een verbeurde dwangsom van € 7.000,-. Het College oordeelde dat de minister terecht had vastgesteld dat [naam 1] niet aan de last had voldaan, onder andere omdat er geen toereikende hoeveelheid vers en schoon drinkwater voor de dieren aanwezig was. [naam 1] voerde aan dat hij tijdens zijn detentie hulp had ingeschakeld voor de verzorging van de dieren, maar het College oordeelde dat de verantwoordelijkheid voor de naleving van de maatregelen bij [naam 1] lag. Het College verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de minister geen proceskosten hoefde te vergoeden.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 20/1053

uitspraak van de meervoudige kamer van 14 maart 2023 in de zaak tussen

[naam 1] , te [woonplaats] ( [naam 1] )

en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (de minister)

(gemachtigden: mr. R. Kuipers en mr. M.W. Schilperoort).

Procesverloop

Met het besluit van 10 maart 2020 heeft de minister aan [naam 1] een last onder dwangsom opgelegd vanwege diverse overtredingen van de Wet dieren en het Besluit houders van dieren (Bhd).
Met het besluit van 8 juni 2020 (het invorderingsbesluit) heeft de minister medegedeeld dat [naam 1] niet heeft voldaan aan de last onder dwangsom en dat hij daarom een verbeurde dwangsom van in totaal € 7.000,- invordert.
Met het besluit van 29 september 2020 (het bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar van [naam 1] tegen het invorderingsbesluit ongegrond verklaard.
[naam 1] heeft tegen het besluit van 29 september 2020 beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 november 2022. Aan de zitting hebben deelgenomen de gemachtigden van de minister, bijgestaan door [naam 2] en [naam 3] .

Overwegingen

Aanleiding van deze procedure
1.1
Op 20 februari 2020 hebben agenten van de (dieren)politie, in samenwerking met districtsinspecteurs van de Stichting Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming (LID)
de gezondheid en het welzijn onderzocht van de door [naam 1] gehouden dieren. De bevindingen van deze inspectie zijn neergelegd in een rapport van bevindingen van 28 februari 2020. Dit rapport vermeldt, kort samengevat weergegeven, dat diverse overtredingen zijn geconstateerd van de Wet dieren en het Bhd. Tevens heeft de toezichthouder-dierenarts LID op 26 februari 2020 een veterinaire verklaring opgesteld.
1.2
Bij de last onder dwangsom heeft de minister aan [naam 1] de volgende verplichtingen opgelegd:
“ (…)
1. Zorg dat uw honden, katten en vogels voldoende vers en schoon drinkwater hebben. Uw honden, katten en vogels moeten goed bij dit water kunnen komen.
2. Zorg dat uw katten genoeg gezond en voor de soort en leeftijd geschikt voer krijgen. Dan komen uw katten in goede gezondheid en voldoet u aan hun voedingsbehoefte. Dit voer moet goed toegankelijk zijn voor uw katten.
3. Zorg dat uw honden en katten altijd een schone, droge en zindelijke huisvesting en ligplek hebben.
4. Zorg voor voldoende schone kattenbakken. Verwijder onder andere de aanwezige ontlasting en/of urine.
5. Zorg ervoor dat u uw honden beschermt tegen optrekkende kou door uw honden een verhoogde en comfortabele (zachte) ligplek te geven.
6. Zorg dat in de ruimte waar u uw katten houdt voldoende verse lucht binnenkomt. Alle ruimtes waarin dieren aanwezig zijn, moeten goed geventileerd zijn en de dieren moeten voldoende frisse lucht hebben.
7. Zorg dat uw katten die u in een gebouw houdt niet permanent in het duister zitten. Als het beschikbare natuurlijke licht niet voldoende is voor de ethologische en fysiologische behoeften van het dier, moet u zorgen dat er kunstlicht aanwezig is. De katten moeten een dag- en nachtritme kunnen ervaren.
8. Zorg dat de stallen/verblijven zo zijn geconstrueerd en goed onderhouden zijn zodat u de hier gehuisveste honden, katten, vogels, Servals en eekhoorns op de juiste wijze kunt houden. Uw honden moeten aan één zijde van de huisvesting vrij uitzicht hebben. Uw katten moeten voldoende verhoogde ligplekken hebben, uw Servals en eekhoorns moeten klimmogelijkheden hebben en uw eekhoorns moeten schuilmogelijkheden hebben en mogen niet in het verblijf van de honden, katten en/of Servals gehuisvest worden.
9. Zorg dat u de bewegingsvrijheid van uw honden, katten, vogels, Servals en eekhoorns niet zodanig beperkt dat uw honden, katten, vogels, Servals en eekhoorns hierdoor onnodig lijden. Zorg ervoor dat uw honden, katten, vogels, Servals en eekhoorns een voldoende grote en toereikende behuizing hebben, zodat de dieren voldoende ruimte hebben voor hun fysiologische en ethologische behoeften.
10. Zorg ervoor dat u de vacht van uw Chow Chow en Pomeriaan honden tijdig en op de juiste wijze verzorgt. Indien nodig kunt u hiervoor een trimmer inschakelen.
U neemt maatregel 1 en 2 per direct, de maatregelen 3 tot en met 7 voor 16 maart 2020 en de maatregelen 8 tot en met 10 voor 21 maart 2020 en u houdt deze maatregelen in stand. In het bestreden besluit is aangegeven dat u de maatregelen dient te treffen om te voorkomen dat u een dwangsom moet betalen. Verder is aangegeven dat als de dierenpolitie of de controleur van de LID bij volgende controles weer een overtreding van genoemde maatregelen constateert, u eenmalig een dwangsom van € 1.000,- verbeurt per niet uitgevoerde maatregel.”
1.3
Op 2 april 2020 heeft er nogmaals een controle plaatsgevonden door de (dieren)politie en een districtsinspecteur van de LID. De bevindingen van deze inspectie zijn neergelegd in een rapport van bevindingen van 14 april 2020. Dit rapport vermeldt, voor zover hier van belang, het volgende:
“Wij zagen dat de huisvesting van de agapornissen nog steeds hetzelfde was, er was reeds aangegeven dat al deze verblijven te klein waren voor de agapomissen. Wij zagen dat de vogels de beschikking hadden over voer, wij zagen dat de verblijven redelijk schoon waren. Wij zagen dat er water in de waterflesjes zat, maar dat de waterflesjes geheel groengekleurd waren aan de binnenkant, wat inhoudt dat er alg aan de binnenkant van de waterflesjes zat. Hierdoor hadden de vogels geen schoon drinkwater ter beschikking (…)
We zagen dat in de stallen 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 honden werden gehouden (…)
Wij zagen dat in de stallen 2, 3, 4, 5, 7 en 8 verhogingen waren aangebracht door middel van een soort houten pallets, waarvan de bovenkant geheel dicht was in tegenstelling tot pallets, waardoor de honden van de grond af konden liggen. Wij zagen dat de honden op deze verhogingen niet zacht konden liggen, wij zagen dat er geen dekens of kussens op deze verhogingen lagen. Wij zagen dat de bodem van de stallen bedekt was met stro. Dit was niet zo'n zodanig dikke laag stro dat de dieren hier zacht op konden liggen. Wij zagen dat in stal 6 het oude schuilhok voor de servals nog aanwezig was, hierin kon 1 hond liggen. Echter er zaten nog 2 honden in de stal, wij zagen dat er geen verhoging in de stal was aangebracht zodat de honden niet allen tegelijk van de grond af konden liggen. Wij zagen dat in alle stallen meerdere waterbakken met water stonden en meerdere voerbakken met voer. Wij zagen dat in alle stallen meerdere hopen ontlasting lagen, echter de honden hadden nog wel voldoende droge en zindelijke sta- en ligplekken. Wij zagen dat meerdere honden verklitte en vervilte vachtdelen hadden. Wij zagen dat de stallen voor een deel open stonden, er stond een hekwerk voor zodat de honden buiten de stallen konden kijken; behalve in de stallen 5 en 6, deze zaten dicht, de honden konden niet buiten de stallen kijken. (…)
De 6 katten zaten nog steeds gehuisvest in de kelder naast de trap naar de woning (verblijf K). De afmetingen van de kelder waren nog steeds hetzelfde. Het verblijf was nog steeds te laag en er was slechts 1 ruimte beschikbaar voor de katten en niet meerdere ruimtes. Het stonk nu niet in deze kelder. Er was nu voldoende licht aanwezig in deze kelder, aangezien er nu verlichting hing die aan was. Wij zagen en voelden dat de katten nog steeds te mager waren, wij voelden de ribben, wervelkolom en heupbeenderen. Wij zagen en voelden dat vooral de grote rode kater heel erg mager was, wij zagen ook dat deze kat aan het wankelen was als deze liep. Wij maakten ons zorgen om deze kat. Wij zagen dat er geen water en voer aanwezig was voor de dieren. Wij zagen dat er slechts 1 kattenbak stond, deze was zwaar vervuild met uitwerpselen. Wij zagen dat in het verblijf nu stro lag, deze strolaag was echter te dun om ervoor te zorgen dat de katten zacht konden liggen. Wij zagen dat er geen verhoogde ligplekken (afzonderlijke rustplank per kat) aanwezig waren voor de katten en er waren nog steeds geen klimmogelijkheden. Wij zagen dat in de kelder op verschillende plekken ontlasting lag, maar de katten hadden nog genoeg schone en zindelijke sta- en ligplekken. De vriendin van betrokkene heeft in de lege waterbakken van de katten water gedaan, we zagen dat de katten direct langdurig begonnen te drinken, dit hielden ze meerdere minuten vol. Tevens heeft ze het voer aangevuld, we zagen dat de katten direct en gulzig begonnen te eten. Vooral de grote rode kater was het voer echt naar binnen aan het schrokken (…)
2. Met het invorderingsbesluit heeft de minister medegedeeld dat [naam 1] niet heeft voldaan aan de maatregelen 1, 2, 4, 5, 8, 9 en 10 uit de last onder dwangsom en dat hij daarom een verbeurde dwangsom van in totaal € 7.000,- invordert. Met het besluit van 29 september 2020 heeft de minister het bezwaar van [naam 1] tegen het invorderingsbesluit ongegrond verklaard.
3. [naam 1] voert aan dat hij van 11 maart tot en met 10 mei 2020 gedetineerd is geweest. Hij heeft hulp van derden geregeld, zodat de dieren tijdens zijn detentie verzorgd konden worden. Dit is niet goed gegaan. Nadat [naam 1] uit detentie kwam, heeft hij weer goed voor zijn dieren gezorgd. Het drinkwater van alle dieren was schoon. Alleen zijn de bakjes met het water niet goed schoongemaakt, waardoor het leek alsof het water niet schoon was. Het drinkwater voor de dieren was echter altijd vers. De verblijfplaats van de katten heeft kleine gaten waar voldoende licht en lucht doorheen gaat. In de stallen lag hooi, zodat de honden verhoogd en zacht konden liggen. [naam 1] kan de verbeurde dwangsom niet betalen.
Welke voorschriften zijn van toepassing?
4. Voor de beoordeling van deze zaak gaat het College uit van het wettelijk kader zoals dat is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak. Deze bijlage maakt deel uit van de uitspraak.
Beoordeling door het College
5.1
[naam 1] voert alleen aan te hebben voldaan aan de maatregelen 1, 5 en 7 uit de last onder dwangsom. Daarom zal het College niet ingaan op de vraag of [naam 1] heeft voldaan aan de maatregelen 2, 4, 8, 9 en 10 uit de last onder dwangsom.
5.2
Het College stelt vast dat de minister aan het invorderingsbesluit het rapport van bevindingen van 14 april 2020 ten grondslag heeft gelegd. Volgens vaste rechtspraak van het College mag een bestuursorgaan, onverminderd de eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van het bewijs, in beginsel uitgaan van de bevindingen in een rapport van bevindingen, indien de controle is verricht en het rapport is opgemaakt door een hiertoe bevoegde toezichthouder en het rapport zelf geen grond biedt om aan de juistheid van de bevindingen te twijfelen. Een toezichthouder wordt geacht te beschikken over de benodigde expertise om het wettelijk geregelde toezicht te houden. Aan de bevindingen van een toezichthouder, in dit geval de LID, kan daarom niet lichtvaardig voorbij worden gegaan. Indien de bevindingen worden betwist, zal moeten worden onderzocht of er, gelet op de aard en inhoud van die betwisting, grond bestaat voor zodanige twijfel aan die bevindingen dat deze niet of niet volledig aan de vaststelling van de overtreding ten grondslag kunnen worden gelegd. Daarbij zal doorgaans van belang zijn de wijze waarop de bedoelde waarnemingen in het rapport zijn weergegeven en onderbouwd, alsmede de aard van de waarneming en daarbij in het bijzonder in welke mate die waarneming waarderende elementen kent.
5.3
Ten aanzien van het ontbreken van een toereikende hoeveelheid vers en schoon drinkwater voor de katten en vogels (maatregel 1) overweegt het College dat de minister terecht heeft vastgesteld, dat [naam 1] niet heeft voldaan aan de last onder dwangsom. De toezichthouders hebben geconstateerd dat er geen water aanwezig was voor de katten. Nadat er water in de lege waterbakken van de katten werd gedaan, begonnen de katten direct langdurig te drinken. Bij de vogels constateerden de toezichthouders dat er water in de waterflesjes zat, maar dat de waterflesjes geheel groengekleurd waren aan de binnenkant, wat volgens de toezichthouders inhoudt dat er alg aan de binnenkant van de waterflesjes zat. Foto’s van de groengekleurde drinkflesjes zijn bij het rapport van bevindingen gevoegd. Hieruit komt het beeld naar voren dat op meerdere plekken meerdere dieren niet beschikten over vers en schoon drinkwater. In dit licht acht het College het enkele betoog van [naam 1] , dat het drinkwater van alle dieren vers en schoon was en dat alleen de bakjes niet goed waren schoongemaakt, niet overtuigend.
5.4
Wat betreft het zorgen voor bescherming van de honden tegen optrekkende kou door de honden een verhoogde en comfortabele (zachte) ligplek te geven (maatregel 5), overweegt het College dat de toezichthouders hebben geconstateerd dat in de stallen 2, 3, 4, 5, 7 en 8 verhogingen waren aangebracht door middel van een soort houten pallets. De honden konden hierdoor van de grond af liggen. De toezichthouders zagen dat de honden op deze verhogingen niet zacht konden liggen en dat er geen dekens of kussens op deze verhogingen lagen. De bodem van de stallen was weliswaar bedekt met stro, maar niet zodanig dat de dieren hier zacht op konden liggen. Verder hebben de toezichthouders geconstateerd dat in stal 6 twee honden waren gehuisvest en er maar één schuilhok aanwezig was, zodat de honden niet tegelijk van de grond af konden liggen. Het College volgt het betoog van [naam 1] dat de honden verhoogd en zacht konden liggen dan ook niet. Gelet op de constateringen uit het rapport van bevindingen, die bovendien worden bevestigd door de bij het rapport behorende foto’s, heeft de minister terecht vastgesteld dat [naam 1] niet heeft voldaan aan maatregel 5 uit de last onder dwangsom.
5.5
Voor zover [naam 1] heeft aangevoerd dat de verblijfplaats van de katten kleine gaten heeft waar voldoende licht en lucht doorheen gaat, overweegt het College dat deze beroepsgrond gaat over maatregel 7 uit de last onder dwangsom. Er wordt echter geen dwangsom ingevorderd vanwege overtreding van deze maatregel uit de last onder dwangsom. Deze beroepsgrond behoeft daarom niet te worden behandeld.
5.6
De last onder dwangsom is aan [naam 1] opgelegd als houder van dieren. Dat [naam 1] gedurende de looptijd van de last enige tijd in detentie heeft gezeten en dat hij om die reden derden heeft moeten inschakelen om voor zijn dieren te zorgen, doet niet af aan de verantwoordelijkheid van [naam 1] om (tijdig) te voldoen aan de in de last opgenomen maatregelen. Het niet voldoen aan de last kan dan ook aan [naam 1] worden toegerekend.
5.7
De stelling van [naam 1] dat hij de verbeurde dwangsom niet kan betalen, is door hem niet concreet onderbouwd met stukken die inzicht geven in zijn financiële positie. Reeds daarom ziet het College geen grond om het beroep van [naam 1] op beperkte draagkracht te honoreren.
6. Het beroep is ongegrond. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.L. van der Beek, mr. T. Pavićević en mr. H. van den Heuvel, in aanwezigheid van mr. E. van Kampen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 maart 2023.
w.g. Van der Beek De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Bijlage

Wet dieren
Artikel 2.2. Houden van dieren
(…)
8. Het is houders van dieren verboden aan deze dieren de nodige verzorging te onthouden.
Besluit houders van dieren
Artikel 1.7 Verzorgen van dieren
Degene die een dier houdt, draagt er zorg voor dat een dier:
(…)
f. toegang heeft tot een toereikende hoeveelheid water van passende kwaliteit of op een andere wijze aan zijn behoefte aan water kan voldoen;
Artikel 1.8 Behuizing
(…)
3. In de ruimte waarin een dier wordt gehouden, worden geen materialen en, in voorkomend geval, bodemdekking gebruikt die ongeschikt of schadelijk zijn voor het dier.