Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 juni 2023 in de zaak tussen
de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat (de staatssecretaris),
Procesverloop
Overwegingen
artikel 3:4, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In het licht van de gevolgen voor [naam] is de enkele melding van de minister voor Rechtsbescherming onvoldoende om van hem een nieuwe verklaring omtrent het gedrag te verlangen. Aan die melding had de staatssecretaris geen gevolg moeten geven, maar maatwerk moeten leveren door de gevolgen voor [naam] bij de besluitvorming te betrekken. [naam] kan niet meer als taxichauffeur aan de slag, terwijl dit zijn belangrijkste bestaansmiddel was nadat hij na een succesvolle proefplaatsing een arbeidscontract had gekregen. [naam] is bovendien niet opnieuw met justitie in aanraking gekomen. Dat zijn chauffeurskaart voor onbepaalde tijd is ingetrokken is disproportioneel, aldus [naam] .
(…)”
“(…)3. Verstrekkingen voor tussentijdse beoordeling taxibranche
11 oktober 2022, ECLI:NL:CBB:2022:695 en de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 16 april 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1225), ziet het College aanleiding die rechtspraak over artikel 10, eerste lid, aanhef en onder d, van de Regeling in zoverre te wijzigen dataan een beoordeling van de evenredigheid van de intrekking van de chauffeurskaart kan worden toegekomen. Naar het oordeel van het College is de intrekking van de chauffeurskaart in het geval de houder geen verklaring omtrent het gedrag kan overleggen een geschikt en noodzakelijk middel om ervoor te zorgen dat een taxichauffeur alleen dan zijn beroep kan uitoefenen indien hij in het bezit is van de op grond van artikel 82, eerste lid, onder c, van het Besluit vereiste verklaring omtrent gedrag en aldus voldoet aan het vereiste van een betrouwbare bestuurder. Dat het niet overleggen van een verklaring omtrent het gedrag dient te leiden tot het onvoorwaardelijk intrekken van de chauffeurskaart, is ook een bewuste keuze geweest van de regelgever (zie Stcrt. 2014, 4127). De intrekking van de chauffeurskaart van [naam] is ook een evenwichtig besluit. Hij wordt nadelig getroffen doordat hij het beroep van taxichauffeur niet meer kan uitoefenen, maar dat komt doordat hij geen verklaring omtrent het gedrag heeft overgelegd en aldus niet voldoet aan de vereisten die het Besluit aan een taxichauffeur stelt ten aanzien van diens betrouwbaarheid. Daarbij komt dat het niet meer kunnen uitoefenen van het beroep van taxichauffeur geen bijzondere omstandigheid is, omdat dit het beoogde gevolg is van het intrekken van de chauffeurspas dat voor elke chauffeur geldt van wie de chauffeurspas wordt ingetrokken. Zodra [naam] een verklaring omtrent het gedrag overlegt kan de staatssecretaris beoordelen of hij (weer) in aanmerking komt voor de gewenste chauffeurskaart. De intrekking van de chauffeurskaart van [naam] is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel.