In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 29 maart 2022, betreft het een beroep van een appellant die bezwaar maakt tegen de beslissing van de minister van Economische Zaken en Klimaat. De minister had de onderneming van de appellant ten onrechte als startende onderneming aangemerkt, waardoor de appellant niet de juiste referentieperiode voor omzetverlies kreeg toegewezen voor de subsidie op basis van de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 (TVL). De appellant had in 2019 de onderneming overgenomen en betoogde dat zijn onderneming als voortzetting van de overgenomen B.V. moest worden beschouwd. De minister had echter de omzet van de overgenomen onderneming in 2019 niet in aanmerking genomen, wat volgens het College onterecht was. Het College oordeelde dat de appellant niet als startende onderneming moest worden aangemerkt, maar dat de omzet van de onderneming in 2019 als referentie moest worden gebruikt. De uitspraak leidde tot de vernietiging van de bestreden besluiten en de verplichting voor de minister om nieuwe besluiten te nemen op basis van de juiste referentieperiode.