ECLI:NL:CBB:2023:12
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen intrekking subsidie op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 17 januari 2023, zijn twee zaken behandeld met betrekking tot de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19. De appellant, een horecaondernemer, heeft beroep ingesteld tegen de besluiten van de minister van Economische Zaken en Klimaat die zijn aanvragen voor subsidie heeft ingetrokken en afgewezen. In de eerste zaak (22/130) verleende de minister op 22 juli 2020 een subsidie van maximaal € 12.498,21, maar trok deze in op 2 juni 2021 en vorderde een voorschot van € 6.998,57 terug. Het bezwaar van de appellant werd ongegrond verklaard. In de tweede zaak (22/533) werd de aanvraag voor subsidie voor het eerste kwartaal van 2021 afgewezen, maar later alsnog subsidie verleend. Echter, dit besluit werd op 2 februari 2022 ambtshalve ingetrokken.
De kern van het geschil draait om de vraag of de appellant de onderneming van een ontbonden rechtspersoon, [naam 3] B.V., heeft voortgezet. De appellant stelt dat hij recht heeft op subsidie op basis van het omzetverlies van de voormalige onderneming. Het College heeft vastgesteld dat de appellant, ondanks de juridische complicaties, voldoende bewijs heeft geleverd dat hij de activiteiten van [naam 3] B.V. heeft voortgezet. Het College oordeelt dat de minister ten onrechte alleen de omzet van de appellant in de referentieperiode heeft meegenomen en niet die van [naam 3] B.V. Dit leidt tot de conclusie dat de bestreden besluiten niet deugdelijk zijn gemotiveerd.
Het College verklaart de beroepen gegrond, vernietigt de bestreden besluiten en draagt de minister op om binnen zes weken nieuwe besluiten te nemen. Tevens wordt de minister veroordeeld in de proceskosten van de appellant tot een bedrag van € 1.674,-.