Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 19 september 2023 in de zaak tussen
[naam 1] B.V., te [plaats] (de onderneming)
de minister van Economische Zaken en Klimaat
Procesverloop
Overwegingen
Standpunten van partijen
TVL-subsidie wordt verleend. Het College verwijst naar de uitspraak van vandaag in de zaak met nummer 22/40 (ECLI:NL:CBB:2023:504). In die uitspraak heeft het College vastgesteld dat met de verlening van de subsidie van € 41.580,22 aan [naam 2] B.V. het staatssteunplafond van € 2,3 miljoen voor de groep van verbonden ondernemingen, waartoe de onderneming behoort, is bereikt. Uit die uitspraak volgt verder dat het College het standpunt niet volgt dat het staatssteunplafond niet in de weg staat aan het verlenen van een subsidie, omdat de volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen daarbij bepalend zou zijn. De minister beoordeelt de subsidieaanvragen uit de groep weliswaar op volgorde van binnenkomst, maar als een aanvraag wordt afgewezen, zoals in dit geval, is de minister niet verplicht om andere aanvragen uit de groep aan te houden totdat in bezwaar (en beroep) over dat afwijzingsbesluit is beslist. Dat betekent dat ten tijde van de beslissing op bezwaar het subsidieplafond door besluitvorming over andere subsidieaanvragen uit de groep inmiddels kan zijn bereikt. Dat dit ten tijde van de indiening van de aanvraag nog niet zo was, maakt niet dat de minister bij heroverweging van het afwijzingsbesluit ongeoorloofde staatssteun moet verlenen. Dat betekent dat de minister in dit geval de subsidieaanvraag van de onderneming op grond van artikel 2.2.4, eerste lid, aanhef en onder c, van de TVL moet afwijzen. Het verlenen van een TVL-subsidie aan de onderneming zou tot ongeoorloofde staatssteun leiden. Als de minister opnieuw op het bezwaar zou moeten beslissen, dan zou dat evenals in het bestreden besluit niet tot de verlening van een subsidie leiden.
Beslissing
- verklaart het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
- draagt de minister op het betaalde griffierecht van € 365,- aan de onderneming te vergoeden;