ECLI:NL:CBB:2021:255
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Schadevergoedingsuitspraak
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van het fosfaatrechtenstelsel in het kader van de Meststoffenwet en de gevolgen voor de appellante
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 9 maart 2021, zaaknummer 19/1246, staat de rechtmatigheid van het fosfaatrechtenstelsel centraal. Appellante, een melkveehouderij, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarin haar fosfaatrecht is vastgesteld op 3.109 kg. Appellante betoogt dat het fosfaatrechtenstelsel een inbreuk maakt op haar eigendomsrecht zoals neergelegd in artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EP). Ze stelt dat het stelsel haar een individuele en buitensporige last oplegt, vooral gezien haar investeringen in de uitbreiding van haar bedrijf die zij al in 2008 had gepland.
Het College oordeelt dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat het fosfaatrechtenstelsel op haar een individuele en buitensporige last legt. Het College wijst erop dat de investeringen van appellante, mede gezien de afschaffing van het melkquotum en de te verwachten maatregelen, niet navolgbaar zijn. De appellante heeft zelf de risico's van haar investeringsbeslissingen genomen en kan deze niet afwentelen op het collectief. Het College concludeert dat de bescherming van het milieu en de volksgezondheid zwaarder weegt dan de belangen van appellante.
Daarnaast heeft het College vastgesteld dat er sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, wat leidt tot een schadevergoeding van € 1.000,- voor appellante. De uitspraak eindigt met de beslissing dat het beroep ongegrond is verklaard, maar dat de Staat en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit in de proceskosten van appellante worden veroordeeld.