Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 december 2019 in de zaak tussen
[naam V.O.F.] , te [plaats] , appellante
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
18 november 2015 heeft zij 19 biologische melk- en kalfkoeien overgenomen. Op 13 november 2015 is de eerste melk afgeleverd door appellante.
2 juli 2015 op het bedrijf aanwezig waren. Verweerder heeft het bezwaar van appellante ongegrond verklaard.
20 maart 2015 genoegzaam bekend was dat in 2014 de melkveestapel fors was toegenomen en het (sectorale) fosfaatplafond nagenoeg was bereikt en de melkveestapel in 2015 verder groeide. Ten tijde van haar investeringsbeslissingen had appellante zich dan ook moeten realiseren dat haar keuze zich tevens te richten op de melkveetak, met een uitbreiding als hier aan de orde, voor haar meer dan de gebruikelijke ondernemersrisico’s met zich zou brengen waarvan de gevolgen voor haar rekening moeten blijven. De belangen die zijn gediend met het fosfaatrechtenstelsel (de bescherming van het milieu en de volksgezondheid en het voldoen aan de verplichtingen die voortvloeien uit de Nitraatrichtlijn) dienen in dit geval dan ook zwaarder te wegen dan de belangen van appellante. Appellante heeft dus niet aannemelijk gemaakt dat het fosfaatrechtenstelsel een individuele en buitensporige last op haar legt.
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 338,- aan appellante te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 1.024,-.