Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 16 juli 2019 in de zaak tussen
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
-dat zich bezig hield met het fokken en houden van runderen (geen melkvee)
-houder van 2 stuks jongvee jonger dan 1 jaar (diercategorie 101) en 19 stuks jongvee van 1 jaar en ouder (diercategorie 102)
.
1 januari 2018 vast in overeenstemming met de productie van dierlijke meststoffen door melkvee dat op 2 juli 2015 op het bedrijf is gehouden en geregistreerd. Als het fosfaatrecht door dierziekte minimaal 5% lager uitvalt dan de voor dat bedrijf gebruikelijke fosfaatproductie, dan wordt het fosfaatrecht op grond van artikel 23, zesde lid, van de Msw vastgesteld op basis van de hoeveelheid dieren en de excretieforfaits die het bedrijf zonder die ziekte zou hebben gehad. De uiteindelijke beoordeling gebeurt op basis van een volledig beeld van de specifieke situatie op haar bedrijf.
31 december 2015. Verweerder heeft zich in het verweerschrift op het standpunt gesteld dat appellante onvoldoende bewijs heeft geleverd om te kunnen concluderen dat de door haar gestelde 8.571 kg melk daadwerkelijk is geproduceerd.
.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit en het wijzigingsbesluit;
- draagt verweerder op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 338,- aan appellante te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 1.024,-.