Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
Compaxo Vlees Zevenaar B.V., te Zevenaar, appellante 1,
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Algemene beginselen voor officiële controles van alle producten van dierlijke oorsprong die onder deze verordening vallen
(…)
3. De in lid 1 bedoelde officiële controles betreffen:
a) de audit van de goede hygiënepraktijken en de op HACCP (Hazard Analysis Critical Control Point (risicoanalyse en kritisch controlepunt)) gebaseerde procedures;
b) de in de artikelen 5, 6, 7 en 8 gespecificeerde officiële controles,
en
c) de in de bijlagen bij deze verordening genoemde specifieke audittaken.
(…)
4. Bij de audits van de goede hygiënepraktijken wordt nagegaan of de procedures van de exploitanten van levensmiddelenbedrijven voortdurend worden nageleefd ten minste met betrekking tot:
a) controle van de informatie over de voedselketen;
b) het ontwerp en het onderhoud van de gebouwen en de uitrusting;
c) de hygiëne vóór, tijdens en na het productieproces;
d) persoonlijke hygiëne;
e) de opleidingen rond de thema's „hygiëne” en „werkmethoden”;
f) ongediertebestrijding;
g) de waterkwaliteit;
h) de temperatuurbeheersing
en
i) controles van de levensmiddelen die de inrichting worden binnengebracht of verlaten, en de bijbehorende documentatie.
(…)
7. In het geval van slachthuizen, wildverwerkingsinrichtingen en uitsnijderijen die vers vlees in de handel brengen, voert de officiële dierenarts de in de leden 3 en 4 bedoelde audittaken uit.
1. De officiële dierenarts voert in slachthuizen, wildverwerkingsinrichtingen en uitsnijderijen die vers vlees in de handel brengen inspecties uit overeenkomstig de algemene voorschriften van bijlage I, sectie I, hoofdstuk II, en de specifieke voorschriften van sectie IV, met name met betrekking tot:
(d) postmortemkeuring;
(…)
b. het bezwaar kennelijk ongegrond is,
(…)
Beantwoording van de prejudiciële vraag
17 maart 2016 volgt verder dat personen die de verplichte basisopleiding tot officieel assistent volgen ten einde te voldoen aan vorengenoemde bekwaamheidseisen en te kunnen worden benoemd tot officieel assistent, niet mogen deelnemen aan officiële controles zolang zij niet aan deze eisen voldoen en niet zijn geslaagd voor de vereiste proef. Dit betekent naar het oordeel van het College dat de opleidingskosten die worden gemaakt om de aspirant officiële assistent te laten voldoen aan de vakbekwaamheidseisen van Verordening nr. 854/2004 niet kunnen worden aangemerkt als kosten van officiële controles als bedoeld in artikel 27 van Verordening nr. 882/2004. Alleen daadwerkelijk gemaakte kosten voor officiële controles mogen immers worden geïnd en daarvan is geen sprake bij personen die vanwege het nog niet voldoen aan de vereiste kwalificaties niet mogen deelnemen aan de uitvoering van officiële controles.
Keuringen en inspecties;
Monsterneming voor labonderzoek
Interne ondersteuning (administratie); Aanvragen dienstverlening en toezicht (planning/voorscreening)
Verordening nr. 882/2004 geeft, mede gelet op de considerans, geen uitsluitsel over wat dient te worden verstaan onder de zinsnede ‘personeel dat betrokken is bij de (uitvoering van de) officiële controles’. In het arrest van 17 maart 2016 worden geen criteria gegeven om te bepalen wanneer al dan niet sprake is van personeel dat “daadwerkelijk betrokken is bij de uitvoering van de officiële controles”. Het College volgt appellanten dan ook niet in hun standpunt dat reeds uit dat arrest volgt dat uitsluitend de officiële dierenarts en de officiële assistent die daadwerkelijk de officiële controles verrichten, binnen het bereik van deze bepaling vallen. Toch twijfelt het College of de ruimere uitleg van genoemde bepalingen door verweerder de juiste is. Die twijfel houdt verband met de verschillen tussen de huidige Verordening nr. 882/2004, de voorheen geldendeRichtlijn 85/73/EEG en de wel in werking getreden maar thans (voor zover hier van belang) nog niet van toepassing zijnde Verordening 2017/625. Zowel in Richtlijn 85/73/EEG (artikel 5, eerste lid) als in Verordening 2017/625 (artikel 81, aanhef en onder a) laat de Europese wetgever ruimte voor de retributie van administratiekosten en (salaris)kosten van ondersteunend en administratief personeel. Daaruit zou, enerzijds, kunnen worden afgeleid dat, aangezien in bijlage VI bij Verordening nr. 882/2004 ondersteunend en administratief personeel niet expliciet wordt genoemd, de salariskosten en andere kosten (genoemd in punt 2 van bijlage VI) van ander personeel dan officiële dierenartsen en officiële assistenten niet mogen worden geïnd. Anderzijds lijkt de zinsnede ‘personeel dat betrokken is bij de (uitvoering van de) officiële controles’ in bijlage VI, punten 1 en 2 bij Verordening nr. 882/2004 ruimte te laten voor de mogelijkheid daaronder ook de kosten te scharen van andere personen dan de officiële dierenarts en de officiële assistent die in de slachthuizen de officiële controles verrichten, omdat de zinsnede ‘betrokken bij’ geen strak omlijnd, eenduidig begrip betreft. Een ruimere uitleg lijkt aan te sluiten bij de vorige en toekomstige regeling waarin klaarblijkelijk ruimte was en geboden wordt om meer kosten in rekening te brengen dan uitsluitend het salaris van en de kosten voor de officiële dierenarts en de officiële assistent die in de slachthuizen daadwerkelijk de officiële controles verrichten. Voor deze uitleg pleit voorts nog dat er geen aanwijzingen zijn dat de Europese wetgever de huidige regeling in Verordening nr. 882/2004 strikter heeft willen maken dan de vorige regeling in Richtlijn 85/73/EEG, of dat in de nieuwe Verordening 2017/625 wordt teruggekomen van een striktere regeling in Verordening nr. 882/2004. De omstandigheid dat (de considerans van) Verordening 2017/625 geen uitsluitsel geeft over het antwoord op de vraag of een en ander op dit punt een verduidelijking van de bij Verordening 2017/625 in te trekken Verordening nr. 882/2004 behelst of een daadwerkelijk beoogde uitbreiding van de werkingssfeer op dit punt introduceert, doet het College twijfelen of niet toch onder het regime van Verordening nr. 882/2004 ook de salarissen van en kosten voor ander personeel dan de officiële dierenarts en de officiële assistent die daadwerkelijk de officiële controles verrichten in de tarieven mogen worden doorberekend. Omdat dit een punt van uitleg van Unierecht betreft, en het College die uitleg van wezenlijk belang acht voor de beslechting van het geschil, zal het College ter zake, op de voet van artikel 267 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, een vraag aan het HvJEU voorleggen (vraag 1).