ECLI:NL:CBB:2020:709

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
20 oktober 2020
Publicatiedatum
12 oktober 2020
Zaaknummer
17/464 ea
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inzicht in tarieven voor controles bij slachthuizen door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Op 20 oktober 2020 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in een zaak waarin de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit werd verplicht om inzicht te geven in de opbouw van de tarieven die aan slachthuizen in rekening worden gebracht voor controles bij vleeskeuringen. De uitspraak volgde op een aantal procedures van slachthuizen die bezwaar hadden gemaakt tegen deze tarieven. Het College oordeelde dat zonder inzicht in de opbouw van de tarieven niet kan worden beoordeeld of deze voldoen aan de Europese regels. Het College had eerder al een tussenuitspraak gedaan en vragen gesteld aan het Europese Hof van Justitie over de toelaatbaarheid van het doorberekenen van kosten voor personeel dat niet direct betrokken is bij de keuringen. Het Hof had op 19 december 2019 antwoord gegeven op deze vragen. De minister is nu verplicht om binnen 26 weken nieuwe beslissingen te nemen op de bezwaren van de slachthuizen. Gezien het grote aantal zaken, dat ongeveer 400 bedraagt, heeft het College de termijn voor het nemen van nieuwe besluiten op bezwaar vastgesteld op 52 weken. De uitspraak is gedaan zonder zitting, omdat het College van oordeel was dat de beroepen kennelijk gegrond waren. Tevens is de minister veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de appellanten, die zijn vastgesteld op € 1.575,-.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummers: 17/464 t/m 487, 17/489 t/m 17/510, 17/512 t/m 17/515, 17/517, 17/668, 17/670 t/m 17/683, 17/685 t/m 17/714, 17/745 t/m 17/811, 17/813 t/m 17/836, 17/1044, 17/1053, 17/1058 t/m 17/1061, 17/1062, 17/1084 t/m 17/1086, 17/1097 en 17/1099
uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van de enkelvoudige kamer van 20 oktober 2020 in de zaken tussen
[naam 1] B.V., te [plaats 1]
[naam 2] B.V., te [plaats 2]
[naam 3] B.V., te [plaats 3]
[naam 4] B.V., te [plaats 3]
Firma [naam 5] , te [plaats 4]
[naam 6] B.V., te [plaats 5]
[naam 7] B.V., te [plaats 6]
[naam 8] B.V., te [plaats 7]
[naam 9] B.V., te [plaats 8]
[naam 10] B.V., te [plaats 9]
[naam 11] B.V., te [plaats 10]
[naam 12] B.V., te [plaats 11]
[naam 13] B.V., te [plaats 12]
[naam 14] B.V., te [plaats 12]
[naam 15] B.V., te [plaats 5]
[naam 16] B.V., te [plaats 13]
[naam 17] B.V., te [plaats 3]
[naam 18] B.V., te [plaats 14]
[naam 19] B.V., te [plaats 15]
[naam 20] B.V., te [plaats 16]
[naam 21] B.V., te [plaats 17]
[naam 22] B.V., te [plaats 12]
[naam 23] B.V., te [plaats 18]
[naam 24] B.V., te [plaats 12]
[naam 25] B.V., te [plaats 19]
[naam 26] B.V., te [plaats 20]
[naam 27] v.o.f., te [plaats 20]
[naam 28] B.V., te [plaats 7]
[naam 29] B.V., te [plaats 21]
[naam 30] B.V., te [plaats 22]
[naam 31] B.V., te [plaats 23]
gezamenlijk te noemen: appellanten
(gemachtigde: mr. K.J. Defares),
en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder

(gemachtigde: mr. T.D. van der Wal).

Procesverloop

Appellanten hebben tegen ongeveer 400 besluiten op bezwaar van verweerder over gehanteerde tarieven voor officiële keuringen in slachthuizen (de bestreden besluiten) beroep ingesteld.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 8:54, eerste lid, onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan het College, totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, het onderzoek sluiten, indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat het beroep kennelijk gegrond is. Het College ziet aanleiding om in deze procedures van deze bevoegdheid gebruik te maken en doet uitspraak zonder zitting. Daartoe overweegt het College als volgt.
2. Appellanten hebben op drie verschillende momenten (3 april 2017, 24 april 2017 en 29 juni 2017) ongeveer 400 beroepen ingediend. Al deze beroepen zien op dezelfde materie en zijn door dezelfde gemachtigde ingediend. Op 14 juni 2017 zijn partijen tijdens een regiezitting overeengekomen dat er vier beroepen zullen worden behandeld als zogenaamde pilotzaken (zaaknummers 17/488, 17/511, 17/669 en 17/684) en dat de rest van de zaken zal worden aangehouden. De pilotzaken zijn behandeld ter zitting van 30 november 2017. Deze zaken zijn vervolgens met de verwijzingsuitspraak van 17 juli 2018 (ECLI:NL:CBB:2018:340) voor de beantwoording van prejudiciële vragen verwezen naar het Hof van Justitie van de Europese Unie (Hof van Justitie). Het Hof van Justitie heeft de prejudiciële vragen beantwoord bij arrest van 19 december 2019 in de gevoegde zaken C-477/18 en C-478/18 (ECLI:EU:C:2019:1126). Vervolgens zijn de pilotzaken opnieuw op zitting behandeld op 17 juli 2020. Het College heeft heden (ECLI:NL:CBB:2020:707) einduitspraak gedaan in de pilotzaken. De beroepen zijn gegrond verklaard, de betreffende bestreden besluiten zijn vernietigd en bepaald is dat verweerder binnen 26 weken na de dag van verzending van de uitspraak nieuwe besluiten op bezwaar moet nemen.
3. De geschilpunten in de onderhavige zaken zijn identiek aan de geschilpunten in de pilotzaken. Het College neemt al hetgeen dienaangaande is overwogen in de einduitspraak in de pilotzaken van 20 oktober 2020 (ECLI:NL:CBB:2020:707) hier over.
4. Dit leidt er toe dat het College aanleiding ziet om de beroepen in de onderhavige zaken kennelijk gegrond te verklaren, de hierin bestreden besluiten te vernietigen en te bepalen dat verweerder nieuwe besluiten op bezwaar dient te nemen, met inachtneming van de hiervoor in 3 bedoelde overwegingen. Het College acht niet reëel dat verweerder binnen de in de einduitspraak met betrekking tot de pilotzaken genoemde termijn van 26 weken voor het nemen van nieuwe besluiten op bezwaar in die zaken, tevens in staat is opnieuw te beslissen in alle onderhavige zaken. Nu het hierbij gaat om circa 400 zaken, stelt het College de termijn voor het nemen van de nieuwe besluiten op bezwaar in deze zaken vast op 52 weken na de dag van verzending van deze uitspraak.
5. Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat voortzetting van het onderzoek niet nodig is.
6. Het College veroordeelt verweerder in de door appellanten gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt het College vast op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Het College is van oordeel dat sprake is van samenhangende zaken in de zin van artikel 3, van het Bpb. De kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand stelt het College vast op € 1.575,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het bijwonen van de regiezitting op 14 juni 2017, met een waarde per punt van € 525,-, een wegingsfactor 1 voor de zwaarte van de zaak en een wegingsfactor 1,5 omdat sprake is van vier of meer samenhangende zaken).
7. Verweerder dient eveneens het door ieder van appellanten betaalde griffierecht per appellant te vergoeden. In bijlage 1 bij deze uitspraak, die hiervan deel uitmaakt, is vermeld welke bedragen aan griffierecht per appellant zijn betaald.

Beslissing

Het College:
  • verklaart de beroepen gegrond;
  • vernietigt de bestreden besluiten;
  • draagt verweerder op binnen 52 weken na de dag van verzending van deze uitspraak nieuwe besluiten te nemen op de bezwaren van appellanten met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt verweerder op het door appellanten betaalde griffierecht te vergoeden, waarbij het College voor de hoogte van de per appellant betaalde bedragen verwijst naar bijlage 1 bij deze uitspraak die hiervan deel uitmaakt;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van appellanten tot een bedrag van € 1.575,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C. Stuldreher in aanwezigheid van mr. L.N. Foppen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 oktober 2020.
De voorzitter is verhinderd deze De griffier is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen uitspraak te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij het College. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.

Bijlage 1

In de zaken 17/464, 17/745, 17/1044, van [naam 1] B.V., is een bedrag geheven van in totaal € 999,-.
In de zaken 17/477, 17/747, 17/1053, van [naam 2] B.V., is een bedrag geheven van in totaal € 999,-.
In de zaken 17/502, 17/510, 17/758, 17/1062, van [naam 3] B.V., is een bedrag geheven van in totaal € 1.332,-.
In de zaken 17/751 en 17/1058, van [naam 4] B.V., is een bedrag geheven van in totaal € 666,-.
In de zaak 17/537, van Firma [naam 5] , is een bedrag geheven van in totaal € 333,-.
In de zaak 17/542, van [naam 6] B.V., is een bedrag geheven van in totaal € 333,-.
In de zaak 17/544, van [naam 7] B.V., is een bedrag geheven van in totaal € 333,-.
In de zaken 17/548 en 17/772, van [naam 8] B.V., is een bedrag geheven van in totaal € 666,-.
In de zaken 17/553 en 17/801, van [naam 9] B.V., is een bedrag geheven van in totaal € 666,-.
In de zaken 17/567 en 17/783, van [naam 10] B.V., is een bedrag geheven van in totaal € 666,-.
In de zaak 17/571, van [naam 11] B.V., is een bedrag geheven van in totaal € 333,-.
In de zaak 17/573, van [naam 12] B.V., is een bedrag geheven van in totaal € 333,-.
In de zaken 17/579 en 17/780, van [naam 13] B.V., is een bedrag geheven van in totaal € 666,-.
In de zaak 17/586, van [naam 14] B.V., is een bedrag geheven van in totaal € 333,-.
In de zaken 17/592 en 17/797, van [naam 15] B.V., is een bedrag geheven van in totaal € 666,-.
In de zaken 17/621, 17/792, 17/1084, van [naam 16] B.V., is een bedrag geheven van in totaal € 999,-.
In de zaken 17/644 en 17/786, van [naam 31] B.V. ,is een bedrag geheven van in totaal € 666,-.
In de zaken 17/667 en 17/803, van [naam 17] B.V., is een bedrag geheven van in totaal € 666,-.
In de zaken 17/670 en 17/807, van [naam 18] B.V., is een bedrag geheven van in totaal € 666,-.
In de zaken 17/674 en 17/813, van [naam 19] B.V., is een bedrag geheven van in totaal € 666,-.
In de zaken 17/675, 17/821, 17/1097, van [naam 20] B.V., is een bedrag geheven van in totaal € 999,-.
In de zaken 17/676 en 17/823, van [naam 21] B.V., is een bedrag geheven van in totaal € 666,-.
In de zaken 17/680 en 17/826, van [naam 22] B.V., is een bedrag geheven van in totaal € 666,-.
In de zaken 17/690 en 17/832, van [naam 23] B.V., is een bedrag geheven van in totaal € 666,-.
In de zaken 17/691 en 17/834, van [naam 24] B.V., is een bedrag geheven van in totaal € 666,-.
In de zaak 17/696, van [naam 25] B.V., is een bedrag geheven van in totaal € 333,-.
In de zaak 17/703, van [naam 26] B.V., is een bedrag geheven van in totaal € 333,-.
In de zaak 17/705, van [naam 27] v.o.f., is een bedrag geheven van in totaal € 333,-.
In de zaak 17/706, van [naam 28] B.V., is een bedrag geheven van in totaal € 333,-.
In de zaken 17/711 en 17/770, van [naam 29] B.V., is een bedrag geheven van in totaal € 666,-.
In de zaken 17/531 en 17/760, van [naam 30] B.V., is een bedrag geheven van in totaal € 666,-.