ECLI:NL:CBB:2016:364

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
8 november 2016
Publicatiedatum
30 november 2016
Zaaknummer
15/957
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag ontheffing netbeheerder en formele rechtskracht van besluiten in privaatrechtelijke verhoudingen

In de zaak tussen Oxea Nederland B.V. (Oxea) en de Autoriteit Consument en Markt (ACM) heeft het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 8 november 2016 uitspraak gedaan. Oxea heeft beroep ingesteld tegen een besluit van ACM van 13 november 2015, waarin de aanvraag van BP Europe SE (BP) voor een ontheffing om een netbeheerder aan te wijzen voor een gesloten distributiesysteem te Amsterdam werd afgewezen. Oxea, als afnemer van het systeem, was het eens met de afwijzing, maar betwistte de redenering van ACM, met name de afbakening van het net. Het College heeft de procedure behandeld, waarbij ook Liander N.V. als derde-partij betrokken was.

Tijdens de zitting op 27 september 2016 is het onderzoek afgerond. Het College overwoog dat een besluit met formele rechtskracht zowel naar inhoud als wijze van totstandkoming rechtmatig moet zijn. Dit besluit legt de rechtsbetrekking tussen overheid en belanghebbenden vast, maar de redenering van het bestuursorgaan heeft geen bindende werking in privaatrechtelijke verhoudingen. De Brummenleer, die betrekking heeft op het gezag van gewijsde van rechterlijke oordelen, is niet van toepassing op de door ACM gevolgde redenering.

Het College concludeerde dat Oxea geen belang had bij de procedure en verklaarde het beroep niet-ontvankelijk. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door de rechters R.C. Stam, R.W.L. Koopmans en J.A. Hagen, met griffier P.M. Beishuizen aanwezig.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 15/957
18050

uitspraak van de meervoudige kamer van 8 november 2016 in de zaak tussen

Oxea Nederland B.V. te Amsterdam, (Oxea) appellante

(gemachtigde: mr. M.R. het Lam),
en

Autoriteit Consument en Markt, (ACM) verweerster

(gemachtigden: mr. B.R.J. de Haan en mr. E.B. Michiels).

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: Liander N.V. (Liander)

(gemachtigde: mr. M.E. Brinkman).

Procesverloop

Bij besluit van 13 november 2015 (het bestreden besluit) heeft ACM de aanvraag van BP Europe SE (BP) om verlening van een ontheffing om een netbeheerder aan te wijzen voor het gesloten distributiesysteem aan de Hornweg 10 te Amsterdam (GDS), afgewezen.
Oxea heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
ACM heeft een verweerschrift ingediend.
Liander heeft een zienswijze ingezonden.
Ten aanzien van een aantal stukken heeft ACM medegedeeld dat uitsluitend het College daarvan kennis zal mogen nemen. Bij beslissing van 15 september 2016 heeft het College de gevraagde beperking van de kennisneming deels gerechtvaardigd geacht. De andere partijen hebben het College toestemming verleend om mede op grondslag van die stukken uitspraak te doen. ACM heeft het stuk waarvan de gevraagde beperking niet gerechtvaardigd is geacht ter zitting overgelegd en dat stuk is met instemming van partijen aan het dossier toegevoegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 september 2016. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

Oxea is als afnemer aangesloten op het GDS. Die infrastructuur is door BP verkocht en per 1 april 2006 in handen van Zenith Energy Amsterdam Terminal B.V. (Zenith). Oxea is het eens met de afwijzing van de aanvraag van BP, maar kan zich niet vinden in de daartoe door ACM gevolgde redenering, in het bijzonder haar afbakening van het net. Het MS-station 338669A is in de visie van Oxea een net waarop twee afnemers met installaties door middel van het MS-railsysteem zijn aangesloten. Zij wil voorkomen dat de andersluidende overwegingen van het afwijzingsbesluit haar door Zenith als (onherroepelijk en) bindend kunnen worden tegengeworpen.
Het College overweegt het volgende.
Uitgangspunt is dat een besluit dat formele rechtskracht verkrijgt zowel naar inhoud als wijze van totstandkoming rechtmatig is (ECLI:NL:CRVB:2006:AV2643; ECLI:NL:CBB:2014:31; ECLI:NL:HR:1995:ZC1868; ECLI:NL:RVS:2005:AT0587). Dat besluit legt daardoor (definitief) de tussen overheid en de belanghebbenden bestaande rechtsbetrekking vast. Anders dan Oxea opwerpt, betekent dit evenwel niet dat van de tot de vaststelling van die rechtsbetrekking gevolgde redenering, zoals de door het bestuursorgaan aangenomen privaatrechtelijke verhoudingen, als zodanig een bindende werking uitgaat, vergelijkbaar met die in de Brummenleer. De Brummenleer houdt verband met het gezag van gewijsde van een rechterlijke oordeel en ziet dus niet op de door het bestuursorgaan gevolgde redenering of door hem in bezwaar verworpen gronden (ECLI:NL:RVS:2006:AV1777), en staat op zich niet in de weg aan het terugkomen van een eerder ingenomen standpunt (ECLI:NL:CRVB:2007:BA6274). Bovendien gaat het bij de Brummenleer om de bindende kracht van een onherroepelijke rechterlijke beslissing voor een vervolgprocedure. Het gezag van gewijsde heeft betekenis in geschil tussen dezelfde partijen over dezelfde rechtsbetrekking, in het bestuursrecht voor de vervolgbesluitvorming door het bestuursorgaan na de vernietiging door de bestuursrechter van zijn eerdere besluit. Deze situatie doet zich hier niet voor.
Het vorenstaande betekent dat Oxea ieder belang bij de onderhavige procedure mist. Het College zal daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het College verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stam, mr. R.W.L. Koopmans en mr. J.A. Hagen, in aanwezigheid van mr. P.M. Beishuizen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 november 2016.
w.g. R.C. Stam w.g. P.M. Beishuizen