ECLI:NL:RVS:2024:4011
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep en verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
Op 3 oktober 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening en een hoger beroep van een vreemdeling tegen de minister van Asiel en Migratie. De vreemdeling had op 25 juli 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de minister niet in behandeling werd genomen. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, verklaarde op 30 augustus 2024 het beroep van de vreemdeling ongegrond. Hierop heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.J. Verwers, hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter overwoog dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, omdat het gaat om een rechtsvraag die eerder door de Afdeling is beantwoord. De voorzieningenrechter oordeelde dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. Daarom werd het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen, en de minister werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.
De uitspraak benadrukt de noodzaak van consistentie in de rechtspraak, vooral in zaken die eerder zijn behandeld, en bevestigt de beslissing van de rechtbank zonder verdere motivering, gezien de aard van de ingediende vragen.