In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 25 juli 2024 niet in behandeling genomen omdat Frankrijk verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling. De rechtbank heeft het beroep, samen met een andere zaak, op 15 augustus 2024 op zitting behandeld. Eiser, zijn gemachtigde en de gemachtigde van de minister waren aanwezig.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. De rechtbank legt uit dat de Europese Unie gezamenlijke regelgeving heeft over het in behandeling nemen van asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. Deze verordening stelt dat de minister een asielaanvraag niet in behandeling neemt als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling. In dit geval heeft Nederland bij Frankrijk een verzoek om overname gedaan, dat door Frankrijk is aanvaard.
Eiser betoogt dat de minister ten onrechte uitgaat van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, omdat Frankrijk structurele en ernstige problemen kent in de asielopvang. Hij verwijst naar verschillende bronnen, waaronder uitspraken van de rechtbank en rapporten van organisaties zoals Human Rights Watch en VluchtelingenWerk Nederland. De rechtbank overweegt dat de minister in beginsel mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, maar dat dit weerlegbaar is. Eiser moet aannemelijk maken dat de situatie in Frankrijk niet voldoet aan de vereisten van het EVRM.
De rechtbank concludeert dat de minister terecht van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan. De door eiser ingebrachte stukken geven geen aanleiding om van de bestaande rechtspraak af te wijken. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor het besluit van de minister in stand blijft en eiser kan worden overgedragen aan Frankrijk. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.