ECLI:NL:RBDHA:2024:21716
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- M. Kraefft
- S.L. Clemens
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van asielaanvraag en voorlopige voorziening in het kader van de Dublinverordening
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, een Nigeriaanse asielzoeker, tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie om zijn asielaanvraag niet in behandeling te nemen. Eiser had op 8 mei 2024 asiel aangevraagd in Nederland, maar verweerder stelde dat Frankrijk verantwoordelijk was voor de behandeling van zijn aanvraag, aangezien eiser eerder op 14 maart 2022 al een asielaanvraag in Frankrijk had ingediend. De rechtbank heeft de zaak op 13 december 2024 behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de minister op goede gronden heeft besloten om de asielaanvraag van eiser niet in behandeling te nemen, op basis van de Dublinverordening. Eiser betoogde dat hij bij overdracht aan Frankrijk in een situatie zou komen die in strijd is met artikel 3 van het EVRM, vanwege de beperkte asielopvang in Frankrijk. De rechtbank wijst erop dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State eerder heeft geoordeeld dat er geen systeemfouten zijn in de asielopvang in Frankrijk en dat eiser niet heeft aangetoond dat hij persoonlijk geen opvang zou krijgen. De rechtbank concludeert dat er geen reëel risico is dat eiser in een onmenselijke situatie terechtkomt.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep van eiser ongegrond en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is gedaan door mr. M. Kraefft, in aanwezigheid van mr. S.L. Clemens, en is openbaar gemaakt. Eiser kan binnen een week hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.