ECLI:NL:RBDHA:2023:1715

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 februari 2023
Publicatiedatum
16 februari 2023
Zaaknummer
NL22.26450
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en overdracht aan Frankrijk onder de Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 februari 2023 uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij eiseres, een Libanese vrouw, haar asielaanvraag in Nederland had ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk was voor de behandeling op basis van de Dublinverordening. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij zij aanvoert dat zij in Frankrijk gediscrimineerd wordt en bang is voor haar veiligheid. Tijdens de zitting op 9 februari 2023 is eiseres via een beeldverbinding verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde, en is er een tolk aanwezig geweest. De rechtbank heeft overwogen dat eiseres niet heeft aangetoond dat Frankrijk zijn verdragsverplichtingen niet nakomt en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een overdracht aan Frankrijk zouden belemmeren. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de asielaanvraag van eiseres ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.26450

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam] , eiseres

v-nummer: [Nummer]
mede ten behoeve van haar minderjarige kinderen,
[Naam 2] , [Naam 3] , [Naam 4] en [Naam 5]
(gemachtigde: mr. H.E. Visscher),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R.P.G. van Bel).

Procesverloop

Bij besluit van 23 december 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling genomen omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL22.26451, op 9 februari 2023 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen via een beeldverbinding, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Shikh Salo. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres stelt geboren te zijn op [Geboortedatum] en de Libanese nationaliteit te bezitten. Zij heeft op 3 juni 2022 een asielaanvraag ingediend in Nederland.
2. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vw. [1] Uit EU-VIS is gebleken dat Frankrijk een visum heeft verleend aan eiseres met een geldigheidsduur van 15 april 2022 tot 12 augustus 2022. Het visum was nog geldig op het moment van de asielaanvraag in Nederland. Nederland heeft daarom de autoriteiten van Frankrijk verzocht om eiseres over te nemen op grond van artikel 12, tweede lid, van de Dublinverordening. [2] Op 14 september 2022 zijn de autoriteiten van Frankrijk hiermee akkoord gegaan.
3. Eiseres voert in beroep aan dat zij niet kan worden overgedragen aan Frankrijk, en stelt daartoe als volgt. Zij wordt in Frankrijk gediscrimineerd, is bang in Frankrijk en heeft daar op straat geslapen. Ook verwijst eiseres naar informatie van VWN [3] waarin wordt verwezen naar het AIDA-rapport [4] van 8 april 2022. Ook had verweerder rekening moeten houden met de situatie in Libanon, de reden waarom eiseres is gevlucht en de belangen van het kind gelet op het IVRK. [5] Verder heeft zij medische problemen, ter onderbouwing waarvan zij haar patiëntendossier heeft overgelegd. Verweerder had haar asielaanvraag aan zich moeten trekken op grond van artikel 17 van de Dublinverordening.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Niet in geschil is dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiseres.
5. Op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag verweerder er in beginsel van uitgaan dat Frankrijk zijn verdragsverplichtingen nakomt. [6] Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat dit in haar geval niet zo is. Zij is hier met het door haar gestelde niet in geslaagd.
6. Verweerder heeft terecht overwogen dat ervan uit mag worden gegaan dat Frankrijk het huidige verzoek om internationale bescherming van eiseres zal behandelen met inachtneming van de Europese asielrichtlijnen. Hiermee heeft Frankrijk aangegeven het asielrelaas van eiseres in behandeling te nemen. Dit geldt temeer nu Frankrijk ook expliciet heeft ingestemd met de terugname van eiseres. Uit de laatste update van het AIDA-rapport kan weliswaar worden opgemaakt dat er problemen zijn (geweest) met de opvang in Frankrijk, maar niet is gebleken dat die problemen dermate structureel en ernstig zijn, dat bij overdracht aan Frankrijk op voorhand sprake is van een reëel risico op schending van artikel 4 van het Handvest [7] of artikel 3 van het EVRM. [8] Voor zover eiseres meent dat zij toch problemen ondervindt bij het verkrijgen van opvang of indien eiseres te maken krijgt met discriminatie, dient zij hierover te klagen bij de Franse autoriteiten. Eiseres heeft verder niet onderbouwd dat dit voor haar niet mogelijk of zinloos is.
7. Verder is niet gebleken van dusdanige bijzondere omstandigheden die getuigen van onevenredige hardheid in de zin van artikel 17 van de Dublinverordening, dat eiseres niet kan worden overgedragen aan Frankrijk. De stelling van eiseres dat zij behoefte heeft aan medische hulp maakt bovenstaande niet anders. De rechtbank stelt voorop dat de medische voorzieningen van de Europese lidstaten in beginsel vergelijkbaar zijn. Daarnaast is niet gebleken dat eiseres een specifieke behandeling behoeft die alleen in Nederland beschikbaar is. Er is derhalve geen sprake van dusdanige ernstige medische problematiek dat eiseres niet overgedragen kan worden aan Frankrijk. Ook heeft verweerder in de bestreden besluiten de belangen van de minderjarige kinderen van eiseres voldoende betrokken bij de besluitvorming. De kinderen zullen samen met hun moeder worden overgedragen, waardoor geen risico bestaat dat het gezin uit elkaar wordt gehaald. Verder zijn geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die maken dat het in het belang van het kind is om in Nederland te blijven en dat een overdracht zal leiden tot onevenredige hardheid.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C. Spruijt, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Verordening (EU) nr. 604/2013.
3.VluchtelingenWerk Nederland.
4.Asylum Information Database.
5.Verdrag inzake de rechten van het kind.
6.Uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 17 januari 2023 ECLI:NL:RVS:2022:12337 en zie ook de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Groningen, van 8 februari 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:1292.
7.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
8.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.