ECLI:NL:RBDHA:2023:20156

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 december 2023
Publicatiedatum
19 december 2023
Zaaknummer
NL23.29214
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 15 december 2023, wordt het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar asielaanvraag beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag op 14 september 2023 afgewezen, met het argument dat Frankrijk verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft op 13 december 2023 de zaak behandeld, waarbij zowel eiseres als de gemachtigden van eiseres en de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de aanvraag terecht niet in behandeling heeft genomen. Eiseres had aangevoerd dat zij als slachtoffer van mensenhandel onvoldoende bescherming zou krijgen in Frankrijk, maar de rechtbank oordeelt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat Frankrijk niet voldoet aan de verplichtingen uit het Unierecht en mensenrechtenverdragen. De rechtbank verwijst naar het interstatelijk vertrouwensbeginsel, dat inhoudt dat de staatssecretaris erop mag vertrouwen dat andere lidstaten zich aan hun verplichtingen houden. Eiseres heeft niet kunnen aantonen dat de situatie in Frankrijk zo ernstig is dat dit beginsel niet meer van toepassing is.

Daarnaast heeft de rechtbank de argumenten van eiseres over de humanitaire gronden voor behandeling van haar aanvraag verworpen. De staatssecretaris heeft voldoende gemotiveerd waarom hij geen gebruik heeft gemaakt van zijn discretionaire bevoegdheid om de aanvraag op humanitaire gronden te behandelen. De rechtbank concludeert dat de omstandigheden die eiseres heeft aangevoerd niet zo bijzonder zijn dat de staatssecretaris de aanvraag aan zich had moeten trekken. De uitspraak eindigt met de verklaring dat het beroep ongegrond is en dat eiseres geen proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.29214

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 december 2023 in de zaak tussen

[eiseres], v-nummer: [nummer], eiseres

(gemachtigde: mr. P. Scholtes),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. R.R. de Groot).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 14 september 2023 niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor behandeling daarvan.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 13 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiseres. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Dat staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland bij Frankrijk een verzoek om overname gedaan, omdat uit EU-VIS is gebleken dat Frankrijk aan eiseres een visum heeft verstrekt. Frankrijk heeft het overnameverzoek op 5 juli 2023, op grond van artikel 12, tweede lid, van de Dublinverordening, aanvaard.
5. Ter zitting heeft eiseres de beroepsgrond dat de verblijfsduur van het visum – en daarmee het visum zelf – ten tijde van het claimverzoek was verlopen niet langer gehandhaafd. Ook de beroepsgrond dat de staatsecretaris met het nemen van het overdrachtsbesluit had moeten wachten totdat zij aangifte van mensenhandel had gedaan, heeft eiseres niet langer gehandhaafd. De rechtbank zal deze beroepsgronden dus niet bespreken.
Kan voor Frankrijk worden uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?
6. Eiseres betoogt dat ten aanzien van Frankrijk niet kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Ter onderbouwing wijst eiseres op het AIDA-rapport van mei 2023. [2] Hieruit blijkt dat er problemen zijn met de opvang in Frankrijk en dat slachtoffers van mensenhandel door een gebrekkige intake vaak niet als dusdanig worden geregistreerd. Daardoor kan het voorkomen dat vrouwelijke slachtoffers van mensenhandel worden opgevangen op locaties waar ook alleenstaande mannen verblijven. Dit maakt dat eiseres bij terugkeer naar Frankrijk onvoldoende beschermd zal worden. Eiseres dient als slachtoffer van mensenhandel als bijzonder kwetsbaar te worden aangemerkt. Zij mag niet aan Frankrijk worden overgedragen zonder individuele garanties. Als onderbouwing daarvan verwijst eiseres naar (de strekking van) het arrest Tarakhel. [3] Ook is bij het claimverzoek ten onrechte geen melding gemaakt van haar slachtofferschap van mensenhandel. Zonder deze melding (gegevensoverdracht) en het verkrijgen van garanties kan zij niet worden overgedragen. Eiseres verwijst naar artikel 11 van de Richtlijn 2011/36/EU. Ter zitting heeft eiseres ook verwezen naar Richtlijn 2012/29/EU.
6.1.
In Dublinzaken geldt het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit houdt in dat de staatssecretaris er als uitgangspunt op mag vertrouwen dat andere lidstaten zich houden aan hun verplichtingen uit het Unierecht en mensenrechtenverdragen. Het ligt daarom op de weg van eiseres om aannemelijk te maken dat Frankrijk dit niet doet. Gelet op het arrest Jawo ligt de drempel hiervoor bijzonder hoog. [4] Deze drempel is bereikt als de onverschilligheid van de autoriteiten van de lidstaat tot gevolg zou hebben dat een persoon die volledig afhankelijk is van overheidssteun, buiten zijn wil en eigen keuzes om, terechtkomt in een toestand van zeer verregaande materiële deprivatie die hem niet in staat stelt te voorzien in zijn meest elementaire behoeften.
6.2.
De beroepsgrond slaagt niet. Eiseres is er niet in geslaagd aannemelijk te maken dat ten aanzien van Frankrijk niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. De verwijzing naar het AIDA-rapport (update 2022) van mei 2023 is hiervoor onvoldoende. Uit dit rapport kan weliswaar worden opgemaakt dat er problemen zijn met de opvang in Frankrijk, maar niet is gebleken dat die problemen dermate structureel en ernstig zijn, dat bij overdracht aan Frankrijk op voorhand sprake is van een reëel risico op schending van artikel 4 van het Handvest of artikel 3 van het EVRM. Uit het AIDA-rapport kan niet de conclusie worden getrokken dat eiseres na overdracht terecht komt in een situatie van verregaande materiële deprivatie of dat er sprake is van aan het systeem gerelateerde tekortkomingen zoals bedoeld in het Jawo-arrest. Bovendien heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) in de uitspraak van 9 oktober 2023 geoordeeld dat in het AIDA-rapport van mei 2023 geen wezenlijk ander beeld van de opvang van asielzoekers in Frankrijk wordt geschetst dan al eerder naar voren is gekomen in een eerdere versie van het rapport, waarvan de Afdeling al heeft geoordeeld dat er geen reden is om niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uit te gaan. [5]
6.2.1.
Het betoog van eiseres dat zij als slachtoffer van mensenhandel onvoldoende wordt beschermd door de Franse autoriteiten maakt dit niet anders. Allereerst is van belang dat niet is komen vast te staan dat eiseres slachtoffer is van mensenhandel. Het Openbaar Ministerie (OM) heeft eiseres namelijk bij brief van 8 november 2023 bericht dat de door eiseres tegenover de politie afgelegde verklaring en het nader verrichte onderzoek door de politie niet tot een nader strafrechtelijk onderzoek kan leiden, omdat Nederland geen rechtsmacht heeft. Het OM stelt geen vervolging in. De rechtbank overweegt verder dat uit het AIDA-rapport blijkt dat de Franse autoriteiten ten aanzien van alle asielzoekers een screening op kwetsbaarheid uitvoeren. Doel van deze screening is het in kaart brengen van speciale opvang- en procedurebehoeften. Ook is het mogelijk om de bevoegde Franse autoriteten (aanvullend) te informeren over kwetsbaarheden nadat de screening is uitgevoerd. [6] Frankrijk kent ook speciale opvangmogelijkheden voor slachtsoffers van onder meer mensenhandel. [7] Uit de door eiseres aangehaalde passages blijkt dat soms in de praktijk niet alles goed gaat en dat er verbeterpunten zijn. Hieruit blijkt echter niet dat de situatie van slachtoffers van mensenhandel in Frankrijk dusdanig slecht is dat – ook als eiseres als slachtoffer van mensenhandel moeten worden aangemerkt – bij overdracht aan Frankrijk op voorhand sprake is van een reëel risico op schending van artikel 4 van het Handvest of artikel 3 van het EVRM. Daarbij komt dat indien eiseres meent dat Frankrijk zich niet houdt aan de verdragsverplichtingen, dan is het aan haar om hierover te klagen bij de (hogere) Franse autoriteiten. Niet is gebleken dat die mogelijkheid voor eiseres niet bestaat of dat de Franse autoriteiten haar niet zouden kunnen of willen helpen.
6.2.2.
Het beroep op het arrest Tarakhel leidt niet tot een ander oordeel. Uit de uitspraak van de Afdeling van 3 december 2015 volgt dat het arrest Tarakhel ook van toepassing kan zijn op andere bijzonder kwetsbare personen dan een gezin met minderjarige kinderen als aannemelijk is gemaakt dat er sprake is van bijzondere omstandigheden. [8] Ook volgt uit deze uitspraak dat dan wel aannemelijk moet worden gemaakt dat zich vergelijkbare omstandigheden voordoen als die waarmee de vreemdelingen in het arrest Tarakhel zich geconfronteerd zagen. De bewijslast hiervoor ligt bij eiseres. [9] Dat eiseres stelt slachtoffer te zijn van mensenhandel en de verwijzing naar het AIDA-rapport is onvoldoende om als bijzonder kwetsbaar in de zin van het arrest Tarakhel aangemerkt te worden. Daarbij komt dat eiseres op grond van wat de rechtbank onder 6.2 en 6.2.1 heeft geoordeeld met de verwijzing naar het AIDA-rapport niet aannemelijk gemaakt dat zij, zonder het verkrijgen van aanvullende garanties, in Frankrijk geen adequate zorg- en opvangvoorzieningen zal kunnen krijgen. De staatssecretaris hoeft dus geen individuele garanties te bewerkstelligen voordat eiseres wordt overdragen aan Frankrijk.
6.2.3.
Ook de stelling van eiseres dat de staatssecretaris Frankrijk op grond van de richtlijnen 2011/36/EU en 2012/29/EU in het claimverzoek had moeten informeren over haar slachtofferschap van mensenhandel leidt niet tot een ander oordeel. Zoals hiervoor is overwogen staat niet vast dat eiseres slachtoffer is van mensenhandel. Verder is van belang dat een claimverzoek betrekking heeft op uitwisseling van relevante informatie in het kader van verantwoordelijkheidsvaststelling, niet op uitwisseling van informatie voordat een overdracht wordt verricht. Eiseres kan haar belang bij bescherming als slachtoffer van mensenhandel naar voren brengen in een eventuele procedure tegen haar feitelijke overdracht aan Frankrijk. Ook kan zij na overdracht aan Frankrijk zelf de Franse autoriteiten informeren.
Had de staatssecretaris de asielaanvraag van eiseres in behandeling moeten nemen op grond van artikel 17 van de Dublinverordening?
7. Eiseres betoogt dat de staatssecretaris haar asielaanvraag wegens humanitaire gronden aan zich moet trekken. Zij verblijft inmiddels meer dan een half jaar in Nederland en heeft hulpverlening van CoMensha. Zij is erg bang om terug te keren naar Frankrijk. Daarnaast is zij in haar land van herkomst opgeleid als verpleegkundige en wenst zij haar werkzaamheden in Nederland graag voort te zetten. Gelet op de tekorten in de zorg zou zij een aanwinst voor Nederland zijn.
7.1.
In paragraaf C2/5 van de Vreemdelingencirculaire 2000 staat dat de staatssecretaris terughoudend gebruik maakt van de bevoegdheid om het verzoek om internationale bescherming te behandelen op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening. Gelet op de ruime mate van bestuurlijke vrijheid die de staatssecretaris heeft om de hardheidsclausule toe te passen, toetst de rechtbank deze beslissing van de staatssecretaris terughoudend.
7.2.
De beroepsgrond slaagt niet. De staatssecretaris heeft in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd waarom geen gebruik wordt gemaakt van de discretionaire bevoegdheid. De staatssecretaris stelt zich niet ten onrechte op het standpunt dat niet is gebleken van dusdanig bijzondere omstandigheden waardoor overdracht aan Frankrijk van een onevenredige hardheid getuigt. De omstandigheden die eiseres heeft aangevoerd – verblijf van een half jaar in Nederland, de hulp van CoMensha en het gegeven dat ze graag als verpleegkundige aan de slag wil in Nederland – zijn niet zo bijzonder en individueel dat de staatssecretaris de asielaanvraag van eiseres onverplicht aan zich had moeten te trekken.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de staatssecretaris de aanvraag terecht niet in behandeling heeft genomen en het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Hollebrandse, rechter, in aanwezigheid van mr. C.G.H. van der Holst, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.AIDA Country Report: France, 2022 update, mei 2023.
3.EHRM 4 november 2014,
4.HvJEU 19 maart 2019,
5.ABRvS 9 oktober 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3737.
6.AIDA, Country Report: France, 2022 update, 76 en 77.
7.AIDA, Country Report: France, 2022 update, p.114.
8.ABRvS 3 december 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3806.
9.ABRvS 23 januari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:223.