ECLI:NL:RBDHA:2023:16333

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 oktober 2023
Publicatiedatum
31 oktober 2023
Zaaknummer
NL23.21124
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing asielaanvraag op basis van Dublinverordening en interstatelijk vertrouwensbeginsel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 oktober 2023 uitspraak gedaan in een beroep van een Nigeriaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had de aanvraag niet in behandeling genomen op grond van de Dublinverordening, omdat Frankrijk verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft op 30 maart 2023 asiel aangevraagd in Nederland en stelt dat hij vanwege zijn homoseksuele geaardheid gevaar loopt in Frankrijk, waar zijn eerdere asielaanvraag was afgewezen.

De rechtbank heeft het beroep op 11 oktober 2023 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. Eiser voerde aan dat Frankrijk niet voldoet aan internationale afspraken en dat hij in het verleden mishandeling heeft ervaren zonder dat de Franse autoriteiten hierop hebben gereageerd. De rechtbank overwoog dat de staatssecretaris op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag aannemen dat Frankrijk zijn verdragsverplichtingen nakomt, tenzij eiser kan aantonen dat dit niet het geval is. De rechtbank oordeelde dat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd dat hij in Frankrijk geen adequate opvang of medische zorg zal ontvangen.

De rechtbank concludeerde dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er een reëel risico bestaat op schending van zijn rechten bij overdracht naar Frankrijk. De rechtbank wees erop dat eiser geen gegevens heeft overgelegd die aantonen dat het asielbeleid in Frankrijk fundamenteel verschilt van dat in Nederland. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen in hoger beroep gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.21124

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiserv-nummer: [nummer],

(gemachtigde: mr. R. Deniz),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C.W.M. van Breda).

Procesverloop

Bij besluit van 21 juli 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Frankrijk daarvoor verantwoordelijk is.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
De rechtbank heeft het beroep op 11 oktober 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen de heer J.I. Mgbejume. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Nigeriaanse nationaliteit te hebben. Op 30 maart 2023 heeft hij asiel aangevraagd in Nederland.
De standpunten van partijen
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder eisers asielaanvraag niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vw [1] . Volgens verweerder is Frankrijk daarvoor namelijk verantwoordelijk aangezien Frankrijk eerder een asielaanvraag van eiser heeft afgewezen, zoals bedoeld in artikel 18, eerste lid, onder d van de Dublinverordening [2] .
3. Eiser voert aan dat er niet vanuit kan worden gegaan dat Frankrijk asielzoekers in overeenstemming met internationale afspraken behandelt (het interstatelijk vertrouwensbeginsel). Eiser heeft in de zienswijze met citaten uit objectieve bronnen – het AIDA [3] -rapport 2021 update [4] - onderbouwd dat er gebreken zijn in de medische zorg en opvangvoorzieningen in Frankrijk, maar verweerder heeft deze bron niet bij het bestreden besluit betrokken. Aan hem kan niet worden tegengeworpen dat hij bij voorkomende problemen bij de Franse autoriteiten moet klagen. Eiser heeft namelijk in Frankrijk aangiftes gedaan van mishandeling, maar de autoriteiten hebben hierop geen actie ondernomen. Daarnaast vreest eiser dat Frankrijk hem terugstuurt naar Nigeria, waar hij vanwege zijn homoseksuele geaardheid gevaar loopt. De Franse autoriteiten hebben eisers asielaanvraag afgewezen. Eiser heeft in beroep het voorblad en de laatste pagina van een Franstalig rechtbankdocument overgelegd. Ter zitting heeft eiser toegelicht dat hieruit blijkt dat de Franse autoriteiten zijn homoseksuele geaardheid niet geloofwaardig hebben bevonden omdat hij hier onvoldoende gedetailleerd over zou hebben verklaard. Hieruit, en uit de omstandigheid dat homoseksuele Nigerianen in Nederland als een risicogroep worden aangemerkt, blijkt dat Frankrijk een strengere toets hanteert dan Nederland bij de beoordeling van asielaanvragen. Tot slot maakt zijn geaardheid en medische situatie dat verweerder hem aan had moeten merken als bijzonder kwetsbare vreemdeling.
De beoordeling
4. In beginsel mag verweerder op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ervan uit gaan dat Frankrijk zijn verdragsverplichtingen zal nakomen. De Afdeling [5] heeft in haar uitspraken van 2 augustus 2023 [6] en op 9 oktober 2023 [7] bevestigd dat ten aanzien van Frankrijk van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit niet (meer) het geval is. De lat hiervoor ligt hoog. [8]
5. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij een reëel risico loopt dat hij in Frankrijk geen opvang of medische behandeling zal krijgen. Anders dan eiser stelt heeft verweerder het AIDA-rapport 2021 in het bestreden besluit betrokken. [9] Daarbij heeft verweerder terecht overwogen dat uit dit rapport weliswaar kan worden opgemaakt dat er tekortkomingen zijn in Frankrijk, maar dat niet is gebleken dat die tekortkomingen zo structureel en ernstig zijn, dat bij overdracht aan Frankrijk sprake is van een reëel risico op schending van artikel 4 van het Handvest. [10] De rechtbank acht verder van belang dat ook uit het meer recente AIDA-rapport [11] over Frankrijk geen wezenlijk ander beeld volgt dan uit de 2021 update blijkt. [12] In wat eiser heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding voor een ander oordeel. Eiser heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat uit zijn ervaringen blijkt dat sprake is van zodanige structurele en ernstige tekortkomingen. Hij heeft zijn verklaringen over het tevergeefs verzoeken om opvang niet met stukken gestaafd. Verder wijzen eisers verklaringen tijdens het aanmeldgehoor er op dat hij in Frankrijk eerder medische behandelingen heeft verkregen.
6. Eiser is er ook niet in geslaagd om aannemelijk te maken dat hij door een verschil in beschermingsbeleid tussen Frankrijk en Nederland een reëel risico loopt op indirect refoulement.. Het is aan eiser om in de eerste plaats algemene informatie over te leggen waaruit voldoende concrete aanknopingspunten volgen dat het asielbeleid in Frankrijk evident en fundamenteel verschilt van het beleid dat door de Nederlandse autoriteiten wordt gevoerd. Dat evidente en fundamentele verschil moet er in gelegen zijn dat op voorhand duidelijk is (dus zonder een inhoudelijke beoordeling van het asielrelaas) dat eiser in Frankrijk op grond van het algemene beschermingsbeleid geen internationale bescherming krijgt, terwijl hij dat in Nederland in beginsel wel krijgt. Alleen dan kan wegens het verschil in beschermingsbeleid sprake zijn van een fundamentele systeemfout die de bijzonder hoge lat (als genoemd in rechtsoverweging 4) bereikt. Eiser is hierin niet geslaagd. Eiser heeft namelijk geen gegevens verschaft of stukken overgelegd waaruit zonder inhoudelijke beoordeling van de asielaanvraag volgt dat Frankrijk een fundamenteel ander beschermingsbeleid voert voor homoseksuele Nigerianen dan Nederland. Dit blijkt ook niet uit het door hem overgelegde rechtbank document. Hieruit blijkt immers (zo heeft eiser onweersproken gesteld) alleen dat zijn gestelde homoseksuele gerichtheid ongeloofwaardig is geacht. Ook in het Nederlandse asielbeleid vindt een toetsing van de geloofwaardigheid plaats. Gesteld, noch gebleken is dat de geloofwaardigheidsbeoordeling in Frankrijk naar andere, strengere, maatstaven plaatsvindt dan in Nederland. Dat homoseksuele Nigerianen volgens Nederlands beleid als risicogroep zijn aangewezen kan hier ook niet aan af doen. Verweerder heeft terecht opgemerkt dat dit beleid pas in beeld komt nadat het asielrelaas op geloofwaardigheid is beoordeeld.
7. Als eiser in Frankrijk wordt geconfronteerd met tekortkomingen in de asielprocedure, medische- of opvangvoorzieningen, of anderszins, ligt het op zijn weg hierover bij de Franse autoriteiten of de daartoe aangewezen instanties te klagen. Dat eiser eerder strafrechtelijke aangiftes heeft gedaan van geweldsmisdrijven maakt dat niet anders. Niet is gebleken dat klagen over de gestelde tekortkomingen bij de Franse (hogere) autoriteiten niet mogelijk of bij voorbaat zinloos is.
8. Voor zover eiser heeft aangevoerd dat hij bijzonder kwetsbaar is zoals bedoeld in het Tarakhel-arrest [13] , overweegt de rechtbank dat eiser dit niet heeft onderbouwd. Verweerder heeft voor eiser dan ook geen individuele garanties hoeven vragen aan de Franse autoriteiten en verweerder is niet gehouden nader onderzoek te doen.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E. van de Merbel, rechter, in aanwezigheid van mr. N.F. Kreeftmeijer, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Verordening (EU) Nr. 604/2013.
3.Asylum Information Database.
4.“Country Report: France. 2021 Update” van 8 april 2022
5.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
8.Zie hiervoor zaak C-163/17 van het Hof van Justitie van de Europese Unie, arrest van 19 maart 2019, ECLI:C:EU:2019:2018.
9.Pagina 5 van het bestreden besluit.
10.De rechtbank wijst op de uitspraak van de Afdeling van 5 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1318.
11.Het AIDA-rapport "Country Report: France. 2022 Update"
12.De rechtbank wijst hierbij op de uitspraak van de Afdeling van 9 oktober 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3737.
13.Het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 4 november 2014 in de zaak Tarakhel tegen Zwitserland, nr. 29217/12