ECLI:NL:RVS:2023:3479
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- N. Verheij
- J.H. van Breda
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de afwijzing van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
Op 13 september 2023 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de beslissing van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had op 24 februari 2023 de aanvraag van de vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen, omdat Kroatië volgens de Dublinverordening verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag. De vreemdeling betwistte deze beslissing en stelde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de staatssecretaris mocht uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel voor Kroatië.
De rechtbank had eerder, op 31 maart 2023, het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard. In het hoger beroep heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E.H. Bokhorst, zijn bezwaren tegen de beslissing van de staatssecretaris herhaald. De staatssecretaris heeft in zijn verweer een nader stuk ingediend, waarop de vreemdeling heeft gereageerd. De Afdeling heeft overwogen dat de staatssecretaris zijn onderzoeksplicht is nagekomen door de actuele situatie voor Dublinclaimanten in Kroatië te onderzoeken. De vreemdeling kon niet overtuigend onderbouwen waarom hij een reëel risico zou lopen op een behandeling die in strijd is met artikel 4 van het EU Handvest en artikel 3 van het EVRM bij overdracht aan Kroatië.
De Afdeling heeft geconcludeerd dat de grieven van de vreemdeling falen en dat het hoger beroep ongegrond is. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en de staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. H.G. Sevenster als voorzitter, en mr. N. Verheij en mr. J.H. van Breda als leden, in tegenwoordigheid van mr. D.I. Schipper als griffier.