ECLI:NL:RBDHA:2023:20484

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 november 2023
Publicatiedatum
22 december 2023
Zaaknummer
NL23.13685 en NL23.13687
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvragen van Tsjetsjeense eisers met betrekking tot verantwoordelijkheidskwesties en risico op pushbacks in Kroatië

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 13 november 2023, worden de beroepen van twee Tsjetsjeense eisers tegen het niet in behandeling nemen van hun asielaanvragen beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvragen op 4 mei 2023 afgewezen, met het argument dat Kroatië verantwoordelijk was voor de behandeling van deze aanvragen. De rechtbank heeft de beroepen op 9 juni 2023 behandeld en het onderzoek heropend op 11 juli 2023, waarna de zaak op 7 september 2023 opnieuw werd behandeld.

De rechtbank concludeert dat de beroepen ongegrond zijn. De eisers, afkomstig uit Rusland, hebben in Kroatië verbleven voordat zij naar Nederland kwamen. De staatssecretaris heeft Kroatië verzocht om de eisers terug te nemen, omdat zij daar eerder een asielverzoek hebben ingediend. De eisers betwisten de verantwoordelijkheid van Kroatië en wijzen op het risico van pushbacks en slechte behandeling van Tsjetsjeense asielzoekers in Kroatië. De rechtbank oordeelt echter dat de staatssecretaris voldoende informatie heeft om aan te nemen dat Kroatië de asielaanvragen op een correcte manier zal behandelen.

De rechtbank wijst erop dat de eisers niet hebben aangetoond dat zij na overdracht aan Kroatië een reëel risico lopen op een behandeling die in strijd is met hun mensenrechten. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de aanvragen terecht niet in behandeling heeft genomen en dat de eisers aan Kroatië mogen worden overgedragen. De proceskosten van de eisers worden niet vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.13685 en NL23.13687

uitspraak van de meervoudige kamer van 13 november 2023 in de zaken tussen

[eiseres] , v-nummer: [nummer 1], eiseres,

[eiser], v-nummer: [nummer 2], eiser,
samen: eisers
(gemachtigde: mr. P.M. van der Roest),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. K. Jansen).

Procesverloop

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen het niet in behandeling nemen van hun aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvragen met de bestreden besluiten van
4 mei 2023 niet in behandeling genomen omdat Kroatië verantwoordelijk is voor de aanvragen.
1.1.
De staatssecretaris heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft de beroepen op 9 juni 2023 op een enkelvoudige zitting behandeld. Het onderzoek is op die zitting gesloten. Op 11 juli 2023 heeft de rechtbank het onderzoek heropend en de beroepen voor nadere behandeling verwezen naar een meervoudige kamer.
1.3.
De rechtbank heeft de beroepen vervolgens op 7 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvragen van eisers. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
3. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat eisers geen gelijk krijgen en het niet in behandeling nemen van hun asielaanvragen in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Inleiding
4. Eisers komen uit Rusland en zijn van Tsjetsjeense afkomst. Voor hun komst naar Nederland hebben eisers in Kroatië verbleven. De staatssecretaris heeft de autoriteiten van Kroatië verzocht om eisers terug te nemen omdat uit Eurodac is gebleken dat zij in Kroatië een verzoek om internationale bescherming hebben ingediend. Met dat terugnameverzoek is Kroatië akkoord gegaan. De staatssecretaris acht daarom Kroatië verantwoordelijk voor de asielaanvragen.
5. Eisers betwisten niet dat Kroatië verantwoordelijk is voor de asielaanvragen. Zij betogen dat de staatssecretaris gebruik had moeten maken van zijn bevoegdheid om de asielaanvragen inhoudelijk te behandelen omdat er concrete aanwijzingen zijn dat Kroatië zijn internationale verplichtingen niet nakomt. Daarom kan voor Kroatië niet worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eisers baseren dit op twee aspecten:
- het risico op pushbacks dat Dublinclaimanten lopen in Kroatië;
- de slechte behandeling van Tsjetsjeense asielzoekers in Kroatië.
Pushbacks in Kroatië
6. Eisers betogen dat zij na overdracht aan Kroatië het risico lopen door middel van een zogenoemde “pushback” vanuit Kroatië naar een derde land doorgestuurd te worden zonder dat zij een asielprocedure kunnen doorlopen. Zij wijzen erop dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) in een uitspraak van
13 april 2022 [1] heeft geoordeeld dat er serieuze aanknopingspunten bestaan voor het risico op pushbacks bij Dublinclaimanten en dat om die reden twijfel bestaat of voor Kroatië nog wel mag worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Uit verschillende bronnen blijkt volgens eisers dat de situatie van Dublinclaimanten niet in positieve zin is gewijzigd. Eisers verwijzen hiertoe naar een rapport van Lighthouse Reports van
8 december 2022. Ook hebben zij een brief van VluchtelingenWerk Nederland (met bijlagen) van 10 mei 2023 overgelegd, waarin onder andere is ingegaan op het rapport van Asylum Information Database (AIDA) ‘Country Report: Croatia (Update 2021)’ van
22 april 2022, het eerdergenoemde rapport van Lighthouse Reports en een rapport van Border Violence Monitoring Network van dezelfde datum. Verder zijn eisers kritisch over het onderzoek van de staatssecretaris. Dat het positief is dat Kroatië volgens de beslisnota (als enige lidstaat) een monitoringsmechanisme heeft dat berichtgeving over misstanden onderzoekt, volgen eisers ook niet. Het monitoringsmechanisme is juist ingesteld omdat er pushbacks hebben plaatsgevonden. Bovendien is er veel kritiek op het mechanisme, dat niet onafhankelijk opereert. Op de zitting hebben eisers tot slot nog gewezen op een aantal uitspraken van andere zittingsplaatsen.
6.1.
Zoals de Afdeling heeft overwogen in de uitspraken van 13 september 2023 [2] heeft de staatssecretaris met het onderzoek naar de actuele situatie voor Dublinclaimanten in Kroatië de twijfel of hij voor Kroatië nog wel mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, gebaseerd op de serieuze aanknopingspunten voor het risico op pushbacks bij Dublinclaimanten, zoals die ten tijde van de uitspraak van 13 april 2022 bestond, weggenomen. De Afdeling heeft uit de in dat onderzoek van Kroatië verkregen informatie afgeleid dat overgedragen Dublinclaimanten niet het risico lopen om door Kroatië te worden uitgezet zonder behandeling van hun asielverzoek of tijdens de behandeling van hun asielverzoek. De in die uitspraken van 13 september 2023 genoemde rapporten, die ook hiervoor onder 6 zijn genoemd, leiden volgens de Afdeling niet tot het oordeel dat de staatssecretaris niet van de informatie van de Kroatische autoriteiten mag uitgaan. Deze rapporten bieden namelijk geen aanknopingspunten voor het oordeel dat Dublinclaimanten niet worden opgenomen in de nationale asielprocedure. De rechtbank ziet geen aanleiding om in het geval van eisers tot een ander oordeel te komen. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
Slechte behandeling Tsjetsjeense asielzoekers
7. Eisers betogen dat de slechte behandeling van Tsjetsjeense asielzoekers in de weg staat aan een overdracht aan Kroatië. Eisers hebben hiertoe verwezen naar de volgende stukken:
- artikelen van de website kavkazr.com van 7 november 2022 en 16 april 2023; en
- een artikel van de website svoboda.org van 24 april 2023.
7.1.
De rechtbank volgt de staatssecretaris in zijn standpunt [3] dat eisers onvoldoende aannemelijk hebben gemaakt dat hen na overdracht aan Kroatië eenzelfde soort behandeling te wachten staat als de personen in deze artikelen. Het gaat in deze artikelen namelijk om de wijze van de behandeling van asielaanvragen in Kroatië van vreemdelingen met een Tsjetsjeense achtergrond die verdacht worden van extremisme. Uit de artikelen blijkt niet dat alle uit Tsjetsjenië afkomstige vreemdelingen in Kroatië hebben te vrezen voor de in deze artikelen beschreven behandeling, zoals de weigering van internationale bescherming en het ondertekenen van een verklaring van afstand van de asielaanvraag. Niet is gesteld of gebleken dat eisers van extremisme verdachte personen zijn. Zij zijn ook na hun aanmelding en de indiening van de asielaanvragen in Kroatië niet gedetineerd, maar konden doorreizen naar Nederland, terwijl uit de artikelen van 7 november 2022 blijkt dat de daar genoemde van extremisme verdachte personen, die op doorreis waren, zijn gedetineerd. Bovendien blijkt uit deze artikelen niet dat het gaat om overgedragen Dublinclaimanten, zodat ze ook om deze reden verschillen van eisers. De beroepsgrond slaagt niet.
8. Tot slot hebben eisers betoogd dat de staatssecretaris onvoldoende in acht heeft genomen dat zij in Kroatië problemen zullen krijgen met aanhangers van Ramzan Kadyrov die ook Poetin steunen in zijn oorlog tegen Oekraïne. Uit verschillende bronnen blijkt volgens eisers de lange arm van Poetin en Kadyrov, waarbij in Europa diverse dissidenten van Kadyrov zijn omgekomen door gerichte aanslagen. Eisers wijzen op:
- een artikel van de website gfsis.org van 2020;
- een internetartikel van de Financial Times van 11 juli 2020; en
- een internetartikel van de Guardian van 21 september 2019.
8.1.
De rechtbank overweegt dat eisers ook hiermee niet aannemelijk hebben gemaakt zij na overdracht een reëel risico zullen lopen op een behandeling die in strijd is met artikel 4 van het Handvest. De in deze artikelen beschreven aanslagen hebben plaatsgevonden op Tsjetsjeense dissidenten en critici van Ramzan Kadyrov. Eisers hebben niet toegelicht waarom en in hoeverre zij problemen zouden krijgen met de betreffende aanhangers. Zij hebben ook niet gesteld dat zij tot deze categorie behoren. De rechtbank merkt in dit verband op dat, hoewel de inhoudelijke behandeling van het asielverzoek nog niet heeft plaatsgevonden, eiseres heeft verklaard dat zij in Nederland internationale bescherming willen in verband met de seksuele gerichtheid van eiser, haar zoon. Ook is van belang dat de in deze artikelen genoemde incidenten niet in Kroatië hebben plaatsgevonden en de artikelen ook niet actueel zijn. Verder acht de rechtbank van belang dat eisers niet hebben onderbouwd dat zij zich bij voorkomende problemen niet kunnen wenden tot, of geen hulp zouden krijgen van, de Kroatische (hogere) autoriteiten, dan wel geëigende instanties. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

9. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat het niet in behandeling nemen van de asielaanvragen van eisers in stand blijft en de staatssecretaris eisers aan Kroatië mag overdragen. De staatssecretaris hoeft de proceskosten van eisers niet te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, voorzitter, en mr. R. Raat en
mr. I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas, leden, in aanwezigheid van mr. R. Barzilay, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

3.Verweerschrift, p. 7.